Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- ontluisteren:
-
Wiktionary:
- ontluisteren → deslucir, manchar, amancillar
Dutch
Detailed Translations for ontluisteren from Dutch to Spanish
ontluisteren:
-
ontluisteren (een smet werpen op; bevlekken)
Conjugations for ontluisteren:
o.t.t.
- ontluister
- ontluistert
- ontluistert
- ontluisteren
- ontluisteren
- ontluisteren
o.v.t.
- ontluisterde
- ontluisterde
- ontluisterde
- ontluisterden
- ontluisterden
- ontluisterden
v.t.t.
- heb ontluisterd
- hebt ontluisterd
- heeft ontluisterd
- hebben ontluisterd
- hebben ontluisterd
- hebben ontluisterd
v.v.t.
- had ontluisterd
- had ontluisterd
- had ontluisterd
- hadden ontluisterd
- hadden ontluisterd
- hadden ontluisterd
o.t.t.t.
- zal ontluisteren
- zult ontluisteren
- zal ontluisteren
- zullen ontluisteren
- zullen ontluisteren
- zullen ontluisteren
o.v.t.t.
- zou ontluisteren
- zou ontluisteren
- zou ontluisteren
- zouden ontluisteren
- zouden ontluisteren
- zouden ontluisteren
en verder
- ben ontluisterd
- bent ontluisterd
- is ontluisterd
- zijn ontluisterd
- zijn ontluisterd
- zijn ontluisterd
diversen
- ontluister!
- ontluistert!
- ontluisterd
- ontluisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontluisteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
mancillar | bevlekken; een smet werpen op; ontluisteren |
Wiktionary Translations for ontluisteren:
ontluisteren
verb
-
van luister of aanzien beroven
- ontluisteren → deslucir; manchar; amancillar