Dutch
Detailed Translations for ontraadselen from Dutch to Spanish
ontraadselen:
-
ontraadselen (ontwarren; uitzoeken; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; ontrafelen)
investigar; averiguar; desenredar; desmenuzar; resolver; deshilachar; destejer; deshacer; descifrar; deshilar-
investigar verb
-
averiguar verb
-
desenredar verb
-
desmenuzar verb
-
resolver verb
-
deshilachar verb
-
destejer verb
-
deshacer verb
-
descifrar verb
-
deshilar verb
-
-
ontraadselen (oplossen; ontrafelen; ontwarren; ontknopen)
resolver; solucionar; disolver; desleír; descifrar; desenredar; disolverse; desembrollar; desenmarañar-
resolver verb
-
solucionar verb
-
disolver verb
-
desleír verb
-
descifrar verb
-
desenredar verb
-
disolverse verb
-
desembrollar verb
-
desenmarañar verb
-
Conjugations for ontraadselen:
o.t.t.
- ontraadsel
- ontraadselt
- ontraadselt
- ontraadselen
- ontraadselen
- ontraadselen
o.v.t.
- ontraadselde
- ontraadselde
- ontraadselde
- ontraadselden
- ontraadselden
- ontraadselden
v.t.t.
- heb ontraadseld
- hebt ontraadseld
- heeft ontraadseld
- hebben ontraadseld
- hebben ontraadseld
- hebben ontraadseld
v.v.t.
- had ontraadseld
- had ontraadseld
- had ontraadseld
- hadden ontraadseld
- hadden ontraadseld
- hadden ontraadseld
o.t.t.t.
- zal ontraadselen
- zult ontraadselen
- zal ontraadselen
- zullen ontraadselen
- zullen ontraadselen
- zullen ontraadselen
o.v.t.t.
- zou ontraadselen
- zou ontraadselen
- zou ontraadselen
- zouden ontraadselen
- zouden ontraadselen
- zouden ontraadselen
en verder
- is ontraadseld
- zijn ontraadseld
diversen
- ontraadsel!
- ontraadselt!
- ontraadseld
- ontraadselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontraadselen:
External Machine Translations: