Dutch

Detailed Translations for ontwar from Dutch to Spanish

ontwarren:

Conjugations for ontwarren:

o.t.t.
  1. ontwar
  2. ontwart
  3. ontwart
  4. ontwarren
  5. ontwarren
  6. ontwarren
o.v.t.
  1. ontwarde
  2. ontwarde
  3. ontwarde
  4. ontwarden
  5. ontwarden
  6. ontwarden
v.t.t.
  1. heb ontward
  2. hebt ontward
  3. heeft ontward
  4. hebben ontward
  5. hebben ontward
  6. hebben ontward
v.v.t.
  1. had ontward
  2. had ontward
  3. had ontward
  4. hadden ontward
  5. hadden ontward
  6. hadden ontward
o.t.t.t.
  1. zal ontwarren
  2. zult ontwarren
  3. zal ontwarren
  4. zullen ontwarren
  5. zullen ontwarren
  6. zullen ontwarren
o.v.t.t.
  1. zou ontwarren
  2. zou ontwarren
  3. zou ontwarren
  4. zouden ontwarren
  5. zouden ontwarren
  6. zouden ontwarren
en verder
  1. ben ontward
  2. bent ontward
  3. is ontward
  4. zijn ontward
  5. zijn ontward
  6. zijn ontward
diversen
  1. ontwar!
  2. ontwart!
  3. ontward
  4. ontwarrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontwarren:

NounRelated TranslationsOther Translations
deshacer lostornen; ongedaan maken
resolver verhelpen
VerbRelated TranslationsOther Translations
averiguar ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken checken; controleren; doorvorsen; informeren; inwinnen; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; natrekken; navraag doen; navragen; onderzoeken; trachten te krijgen; uitvinden; verifiëren
decodificar ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen dechiffreren; decoderen; ontcijferen
descifrar ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken afkraken; dechiffreren; decoderen; katten; kraken; krassen; kritiseren; ontcijferen; ontsleutelen; zich krabben
desembrollar ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden
desenmarañar ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; uit de war halen; uit elkaar halen uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden
desenredar ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
deshacer ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken aantasten; aanvreten; afbestellen; afgelasten; afkoppelen; afzeggen; annuleren; bederven; beschadigen; intrekken; kraken; losbreken; loshaken; loshalen; loskoppelen; loskrijgen; losmaken; lostornen; nietig verklaren; openbreken; scheiden; splitsen; te niet doen; tornen; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteenhalen; uithalen; uitsplitsen; uittrekken
deshilachar ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken rafels loslaten; uitrafelen
deshilar ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
desleír ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; uit de war halen; uit elkaar halen
desmenuzar ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken brokkelen; kruimelen
desmontar ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen afgraven; afklimmen; afstijgen; demonteren; kraken; losbreken; omlaagklauteren; ontkoppelen; ontmantelen; onttakelen; openbreken; scheiden; splitsen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; uiteenhalen
destejer ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
disolver ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; uit de war halen; uit elkaar halen in een vloeistof opgaan; ontbinden; ontheffen; ontslaan; opheffen; oplossen; uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteen doen gaan; uiteenstuiven; uiteenvliegen; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden
disolverse ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen in een vloeistof opgaan; ontbinden; opheffen; oplossen; uiteen doen gaan; uiteendrijven
investigar ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken aftasten; bestuderen; bevoelen; doorvorsen; examineren; exploreren; naspeuren; nasporen; navorsen; onderzoeken; overhoren; speuren; testen; toetsen; verkennen; vorsen
resolver ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken afdoen; afhandelen; beslechten; beslissen; besluiten; omzetten; twist uit de weg ruimen
sacar en claro ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen ontdekken; ontwaren; opsporen
solucionar ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen afdoen; in orde maken; klaren; ontdekken; ontwaren; opsporen; regelen

Wiktionary Translations for ontwarren:


Cross Translation:
FromToVia
ontwarren desenmarañar; desenredar; deshilar unravel — to separate the threads (of)
ontwarren desatar untie — to resolve
ontwarren desenvolver; desplegar dérouler — Traductions à trier suivant le sens
ontwarren desenvolver; desarrollar développerdégager une chose de ce qui l’envelopper.
ontwarren promover; promocionar; desenvolver; desplegar promouvoirélever à quelque grade, à quelque dignité d’un rang supérieur.