Dutch
Detailed Translations for opbollen from Dutch to Spanish
opbollen:
-
opbollen (bollen)
Conjugations for opbollen:
o.t.t.
- bol op
- bolt op
- bolt op
- bollen op
- bollen op
- bollen op
o.v.t.
- bolde op
- bolde op
- bolde op
- bolden op
- bolden op
- bolden op
v.t.t.
- ben opgebold
- bent opgebold
- is opgebold
- zijn opgebold
- zijn opgebold
- zijn opgebold
v.v.t.
- was opgebold
- was opgebold
- was opgebold
- waren opgebold
- waren opgebold
- waren opgebold
o.t.t.t.
- zal opbollen
- zult opbollen
- zal opbollen
- zullen opbollen
- zullen opbollen
- zullen opbollen
o.v.t.t.
- zou opbollen
- zou opbollen
- zou opbollen
- zouden opbollen
- zouden opbollen
- zouden opbollen
diversen
- bol op!
- bolt op!
- opgebold
- opbollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opbollen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
hincharse | wassen; zwellen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
hincharse | bollen; opbollen | dik worden; expanderen; openen; opzwellen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; zwellen |
inflarse | bollen; opbollen | opzwellen; zwellen |
External Machine Translations: