Dutch
Detailed Translations for opdweilen from Dutch to Spanish
opdweilen:
-
opdweilen
Conjugations for opdweilen:
o.t.t.
- dweil op
- dweilt op
- dweilt op
- dweilen op
- dweilen op
- dweilen op
o.v.t.
- dweilde op
- dweilde op
- dweilde op
- dweilden op
- dweilden op
- dweilden op
v.t.t.
- heb opgedweild
- hebt opgedweild
- heeft opgedweild
- hebben opgedweild
- hebben opgedweild
- hebben opgedweild
v.v.t.
- had opgedweild
- had opgedweild
- had opgedweild
- hadden opgedweild
- hadden opgedweild
- hadden opgedweild
o.t.t.t.
- zal opdweilen
- zult opdweilen
- zal opdweilen
- zullen opdweilen
- zullen opdweilen
- zullen opdweilen
o.v.t.t.
- zou opdweilen
- zou opdweilen
- zou opdweilen
- zouden opdweilen
- zouden opdweilen
- zouden opdweilen
en verder
- ben opgedweild
- bent opgedweild
- is opgedweild
- zijn opgedweild
- zijn opgedweild
- zijn opgedweild
diversen
- dweil op!
- dweilt op!
- opgedweild
- opdweilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opdweilen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
fregar | boenen; dweilen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
fregar | opdweilen | afboenen; afschrobben; boenen; dweilen; gladmaken; gladwrijven; insmeren; politoeren; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben; uitwrijven |