Dutch

Detailed Translations for paraferen from Dutch to Spanish

paraferen:

paraferen verb (parafeer, parafeert, parafeerde, parafeerden, geparafeerd)

  1. paraferen

Conjugations for paraferen:

o.t.t.
  1. parafeer
  2. parafeert
  3. parafeert
  4. paraferen
  5. paraferen
  6. paraferen
o.v.t.
  1. parafeerde
  2. parafeerde
  3. parafeerde
  4. parafeerden
  5. parafeerden
  6. parafeerden
v.t.t.
  1. heb geparafeerd
  2. hebt geparafeerd
  3. heeft geparafeerd
  4. hebben geparafeerd
  5. hebben geparafeerd
  6. hebben geparafeerd
v.v.t.
  1. had geparafeerd
  2. had geparafeerd
  3. had geparafeerd
  4. hadden geparafeerd
  5. hadden geparafeerd
  6. hadden geparafeerd
o.t.t.t.
  1. zal paraferen
  2. zult paraferen
  3. zal paraferen
  4. zullen paraferen
  5. zullen paraferen
  6. zullen paraferen
o.v.t.t.
  1. zou paraferen
  2. zou paraferen
  3. zou paraferen
  4. zouden paraferen
  5. zouden paraferen
  6. zouden paraferen
en verder
  1. is geparafeerd
  2. zijn geparafeerd
diversen
  1. parafeer!
  2. parafeert!
  3. geparafeerd
  4. paraferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

paraferen [znw.] nomen

  1. paraferen

Translation Matrix for paraferen:

NounRelated TranslationsOther Translations
firma de iniciales paraferen
VerbRelated TranslationsOther Translations
caracterizar paraferen aftekenen; contrasteren; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; tekenen; typeren; uitbeelden; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbeelden; verpersonificeren; vertolken; verwoorden
firmar paraferen aftekenen; contract aangaan; contrasteren; in werking treden; inboeken; ondertekenen; signeren; tekenen
firmar la recepción paraferen aftekenen; contrasteren
rubricar paraferen aftekenen; bekrachtigen; bestempelen; certificeren; contrasteren; merken; rubriceren; waarmerken
visar paraferen aftekenen; contrasteren