Noun | Related Translations | Other Translations |
estatura
|
deel; fractie; gedeelte; part; stuk
|
bouwsel; bouwwerk; figuur; gebouw; gedaante; gestalte; groot en dik stuk; homp; hoogte; lichaamslengte; lichaamspostuur; pand; postuur; schim; vorm
|
fracción
|
deel; fractie; gedeelte; part; stuk
|
afdeling; barst; breuk; breukgetal; departement; detachement; interruptie; krak; machtsblok; onderbreking; scheur; sectie; tak; verbreking
|
fractura
|
deel; fractie; gedeelte; part; stuk
|
braak; breuk; fractuur; inbraak; knak; knik; kraak
|
fragmento
|
deel; fractie; gedeelte; part; stuk
|
brokje; brokstuk; diggel; fragment; groot en dik stuk; homp; kleine brok; scherf; splinter; wrakstuk
|
lote
|
deel; fractie; gedeelte; part; stuk
|
batch; bouwwerk; gebouw; hoeveelheid; pand; partij
|
parte
|
aandeel; deel; fractie; gedeelte; part; portie; stuk
|
afdeling; band; boekdeel; brokje; deel; deeltje; departement; detachement; dosis; geluidsniveau; groot en dik stuk; homp; kleine brok; ledemaat; lichaamsdeel; lidmaat; onderdeeltje; portie; sectie; segment; tak; volume
|
pedazo
|
aandeel; deel; part
|
buil; bult; diggel; groot en dik stuk; homp; klont; klonter; kneuswond; kneuzing; letsel; mondvol; schar; scherf; splinter
|
pieza
|
aandeel; deel; fractie; gedeelte; part; stuk
|
afdeling; brokje; damschijf; departement; detachement; groot en dik stuk; homp; kleine brok; ledemaat; lichaamsdeel; lidmaat; sectie; speelstuk; tak
|
porcentaje
|
aandeel; part; portie
|
procent
|
porción
|
aandeel; deel; fractie; gedeelte; part; portie; stuk
|
afdeling; band; boekdeel; deel; departement; detachement; dosis; geluidsniveau; portie; sectie; segment; tak; volume
|
quebrado
|
deel; fractie; gedeelte; part; stuk
|
gefailleerde
|
quebradura
|
deel; fractie; gedeelte; part; stuk
|
barst; breuk; inkeping; inkerving; keep; kerf; knak; knik; krak; scheur
|
ración
|
aandeel; deel; fractie; gedeelte; part; portie; stuk
|
|
rotura
|
deel; fractie; gedeelte; part; stuk
|
barst; breuk; fractuur; interruptie; knak; knik; krak; onderbreking; openscheuring; scheur; verbreking
|
ruptura
|
deel; fractie; gedeelte; part; stuk
|
barst; breken; breuk; dijkbreuk; doorbraak; doorbreken; doorbreking; interruptie; krak; onderbreking; openscheuring; ruptuur; scheur; scheuring; verbreking
|
sección
|
deel; fractie; gedeelte; part; stuk
|
afdeling; autopsie; deelsoort; departement; detachement; divisie; doorsnede; echelon; gebiedsdeel; geleding; laag; lijkschouwing; presentatiesectie; rayon; rayon van een bedrijf; rijksdeel; sectie; segment; snijding; snijvlak; tak
|
trozo
|
aandeel; deel; part
|
brok; brokje; groot en dik stuk; homp; kleine brok; klont; mik; mondvol; suikerklontje
|
-
|
deel; element; gedeelte; stuk
|
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
quebrado
|
|
aan gruzelementen; aan scherven; aan stukken; gebroken; geruineerd; kapot; naar de knoppen; stuk
|