Dutch

Detailed Translations for partners from Dutch to Spanish

partner:

partner [de ~ (m)] nomen

  1. de partner (gezel; maat)
    el compañero
  2. de partner (gezellin)
    la compañera; el amante; el compadre; el amigo; el compañero; la amiga; el amiguito; el colega; el camarada
  3. de partner (echtgenoot; eega; levensgezel; levenspartner; man)
    el marido; el esposo
  4. de partner (levensgezel; levenspartner)
    el compañero en la vida; la compañera en la vida; el compañero; la esposa; el esposo; la compañera; el marido; el consorte; la conviviente
  5. de partner (medestrijder; bondgenoot; medestander)
    el aliado; el compañero de combate
  6. de partner (zakenpartner; vennoot; compagnon; deelgenoot; medefirmant)

partner

  1. partner

Translation Matrix for partner:

NounRelated TranslationsOther Translations
aliado bondgenoot; medestander; medestrijder; partner bondgenoot; bondgenote; geallieerde; genoot; handlanger; medeplichtige; medestander; medeverantwoordelijke; voorstander
amante gezellin; partner aanbidder; beminde; duifje; geliefde; gezel; hartje; hartsvriendin; kameraadje; liefhebber; liefje; liefste; lieve; maatje; maîtresse; minnaar; minnares; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin; vrijer
amiga gezellin; partner gabber; kameraad; kameraadje; kennisje; kompaan; maat; maatje; makker; pal; vage kennis; vriend; vriendje
amigo gezellin; partner compagnon; gabber; gabbertje; genoot; gezel; hartsvriendin; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; makkertje; pal; spitsbroeder; vriend; vriendin; vriendje
amiguito gezellin; partner gabber; gabbertje; gezel; hartsvriendin; kameraad; kameraadje; kompaan; maat; maatje; maatjesharing; makker; makkertje; pal; vriend; vriendin; vriendje
camarada gezellin; partner gabber; genoot; gezel; hartsvriendin; kameraad; kameraadje; kompaan; maat; maatje; makker; pal; vriend; vriendin; vriendje
colega gezellin; partner ambtgenoot; arbeider; arbeidskracht; collega; confrater; genoot; gezel; hartsvriendin; kameraadje; klerk; maatje; medewerker; medewerkster; personeelslid; vakgenoot; vriendin; werkkracht; werknemer
compadre gezellin; partner gabber; genoot; kameraad; kameraadje; kompaan; maat; maatje; makker; pal; vriend; vriendje
compañera gezellin; levensgezel; levenspartner; partner echtgenote; gabber; gade; gemalin; genoot; jaargenote; kameraad; kameraadje; kompaan; maat; maatje; makker; pal; vriend; vriendje; vrouw
compañera en la vida levensgezel; levenspartner; partner echtgenote; gade; gemalin; huismoeder; huisvrouw; levensgezellin; vrouw
compañero gezel; gezellin; levensgezel; levenspartner; maat; partner compaan; compagnon; confrater; firmant; gabber; gabbertje; gast; genoot; gezel; gozer; hartsvriendin; kameraad; kameraadje; kerel; knakker; knul; kompaan; kornuit; maat; maatje; maatjesharing; makker; makkertje; man; metgezel; pal; spitsbroeder; vent; vriend; vriendin; vriendje
compañero de combate bondgenoot; medestander; medestrijder; partner
compañero en la vida levensgezel; levenspartner; partner
consorte levensgezel; levenspartner; partner echtgenote; gade; gemalin; levensgezellin; vrouw
conviviente levensgezel; levenspartner; partner echtgenote; firmant; gade; gemalin; genoot; vrouw
esposa levensgezel; levenspartner; partner echtgenote; gade; gemalin; handboei; handboeien; handijzers; levensgezellin; vrouw
esposo echtgenoot; eega; levensgezel; levenspartner; man; partner
marido echtgenoot; eega; levensgezel; levenspartner; man; partner echtgenoot; eega; gade; kerel; man; manspersoon; vent
relación comercial compagnon; deelgenoot; medefirmant; partner; vennoot; zakenpartner handelsbetrekking; handelsrelatie; zakelijke connectie; zakelijke verbinding; zakenrelatie
relación de negocios compagnon; deelgenoot; medefirmant; partner; vennoot; zakenpartner zakelijke verbinding
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
partner partner
ModifierRelated TranslationsOther Translations
aliado geallieerd
amigo bevriend

Related Words for "partner":

  • partners

Related Definitions for "partner":

  1. met wie je samenleeft of getrouwd bent1
    • uw partner is ook welkom op het feest1
  2. met wie je samenwerkt1
    • ik zoek een partner om een zaak te beginnen1

Wiktionary Translations for partner:

partner
noun
  1. iemand met wie men gehuwd of niet een relatie heeft

Cross Translation:
FromToVia
partner pareja mate — of breeding animal: sexual partner
partner compañera compagne — Féminin usuel de compagnon : Celle qui partage le sort de quelqu’un.
partner compañero; camarada compagnon — Celui qui est habituellement avec un autre ou qui fait avec lui la même chose.