Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. pasta:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for pasta from Dutch to Spanish

pasta:

pasta [de ~ (m)] nomen

  1. de pasta (dikke zalf)
    la crema medicinal
  2. de pasta (knoedels; noedels)
    la pasta; la masa; la albondiga de harina
  3. de pasta (Italiaanse deegwaren)

Translation Matrix for pasta:

NounRelated TranslationsOther Translations
albondiga de harina knoedels; noedels; pasta
crema medicinal dikke zalf; pasta
masa knoedels; noedels; pasta aardig wat; accumulatie; achterbuurtvolk; allegaartje; berg; beslag; deeg; drom; hoop; horde; klootjesvolk; kluit; kudde; massa; mengelmoes; menigte; mensenmassa; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; oploopje; opstapeling; samenkomst; samenraapsel; schaar; schare; stapel; toeloop; troep; volksmenigte
masa de italiono Italiaanse deegwaren; pasta
pasta knoedels; noedels; pasta brij; duit; houtbrij; houtpap; papje; poet; pulp
pasta de italiono Italiaanse deegwaren; pasta

Wiktionary Translations for pasta:

pasta
noun
  1. de benaming voor een aantal Italiaanse deegproducten

Cross Translation:
FromToVia
pasta masa; pasta pâte — (cuisine) Préparation culinaire à base de farine consommée après cuisson sous forme de pain, gâteau, friandise, etc.