Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. pijn doen:
  2. User Contributed Translations for pijn doen:
    • duele


Dutch

Detailed Translations for pijn doen from Dutch to Spanish

pijn doen:

Conjugations for pijn doen:

o.t.t.
  1. doe pijn
  2. doet pijn
  3. doet pijn
  4. doen pijn
  5. doen pijn
  6. doen pijn
o.v.t.
  1. deed pijn
  2. deed pijn
  3. deed pijn
  4. deden pijn
  5. deden pijn
  6. deden pijn
v.t.t.
  1. heb pijn gedaan
  2. hebt pijn gedaan
  3. heeft pijn gedaan
  4. hebben pijn gedaan
  5. hebben pijn gedaan
  6. hebben pijn gedaan
v.v.t.
  1. had pijn gedaan
  2. had pijn gedaan
  3. had pijn gedaan
  4. hadden pijn gedaan
  5. hadden pijn gedaan
  6. hadden pijn gedaan
o.t.t.t.
  1. zal pijn doen
  2. zult pijn doen
  3. zal pijn doen
  4. zullen pijn doen
  5. zullen pijn doen
  6. zullen pijn doen
o.v.t.t.
  1. zou pijn doen
  2. zou pijn doen
  3. zou pijn doen
  4. zouden pijn doen
  5. zouden pijn doen
  6. zouden pijn doen
diversen
  1. doe pijn!
  2. doet pijn!
  3. pijn gedaan
  4. pijn doend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

pijn doen [znw.] nomen

  1. pijn doen (zeer doen)
    la herida

Translation Matrix for pijn doen:

NounRelated TranslationsOther Translations
dañar beschadigen; kwetsen
herida pijn doen; zeer doen blessure; kwetsuur; letsel; trauma; verwonding; wond
herir beschadigen; kwetsen
VerbRelated TranslationsOther Translations
agraviar grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen afgeven op; belasteren; beschimpen; bespotten; doordrijven; dwingen; forceren; geweld gebruiken; kwaadspreken; lasteren; smaden; uitschelden; verzwaren; zwaarder maken
causar perjuicio grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen aantasten; aanvreten; bederven; benadelen; beschadigen; bezeren; bezoedelen; blesseren; deren; duperen; eer door het slijk halen; in elkaar slaan; krenken; kwaad doen; kwetsen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; toetakelen; verwonden; zich bezeren; zich pijn doen; zich verwonden
dañar grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; belasteren; benadelen; beschadigen; bezeren; bezoedelen; blesseren; deren; eer door het slijk halen; in elkaar slaan; kapotmaken; krenken; kwaad doen; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; moeren; mollen; nadeel berokkenen; nadelig zijn; schaden; smaden; toetakelen; verwonden
doler grieven; knauwen; krenken; kwetsen; pijn bezorgen; pijn doen; zeer doen belasteren; deren; kwaadspreken; lasteren; smaden
hacer daño pijn bezorgen; pijn doen; verwonden; zeer doen aandoen; aantasten; aanvreten; bederven; benadelen; beschadigen; deren; duperen; kwaad doen; leed berokkenen; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; zich bezeren; zich pijn doen; zich verwonden
hacer daño a una persona grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden
hacer dolor knauwen; pijn bezorgen; pijn doen; zeer doen
hacer mal grieven; knauwen; krenken; kwetsen; pijn bezorgen; pijn doen; zeer doen aandoen; aanmodderen; afbakenen; afpalen; afzetten; bedotten; begrenzen; belasteren; benadelen; broddelen; duperen; iets misdoen; kladden; knoeien; kwaad doen; kwaadspreken; lasteren; misdragen; misdrijven; morsen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; neppen; omlijnen; prutsen; rommelen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; tillen; vlekken
herir grieven; knauwen; krenken; kwetsen; pijn bezorgen; pijn doen; zeer doen afschieten; afvuren; belasteren; bezeren; blesseren; deren; krenken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; schaden; schieten; schoten lossen; smaden; verwonden; vuren; zich bezeren; zich pijn doen; zich verwonden
injuriar grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen belasteren; beledigen; beschimpen; kwaadspreken; lasteren; schelden; smaden; uitfoeteren; uitjouwen; uitkafferen; uitmaken voor; uitschelden; uitvloeken
lastimar pijn bezorgen; pijn doen; verwonden; zeer doen aantasten; aanvreten; bederven; belasteren; benadelen; beschadigen; bezeren; bezoedelen; blesseren; deren; duperen; eer door het slijk halen; krenken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; verwonden
ofender grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen belasteren; benadelen; deren; duperen; krenken; kwaad doen; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; misdrijven; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden
perjudicar grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; belasteren; benadelen; beschadigen; bezeren; bezoedelen; blesseren; deren; duperen; eer door het slijk halen; krenken; kwaad doen; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; verwonden

Related Translations for pijn doen