Summary


Dutch

Detailed Translations for pits from Dutch to Spanish

pits form of pit:

pit [de ~] nomen

  1. de pit (vruchtenpit)
    el eje; el grano; el empuje; la mecha; el pabilo; la fucha
  2. de pit (binnenste van een vrucht)
    el hueso; el grano
  3. de pit (elan; vuur; gloed; vlam)
    el ardor; el brío; el garbo; el ímpetu; el entusiasmo
  4. de pit (kaarsenpit; lemmet)
    la mecha

Translation Matrix for pit:

NounRelated TranslationsOther Translations
ardor elan; gloed; pit; vlam; vuur aandrift; begeren; bruine rot; daadkracht; drift; driftstroom; energie; esprit; felheid; fut; gloed; gloeiing; hartstocht; heftigheid; hevigheid; hitte; houtrot; ijver; ijverigheid; instinct; intensiteit; kracht; lust; momentum; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; passie; puf; seksuele begeerte; smachten; verlangen; vlijt; vlijtigheid; voortgedreven vee; vuur; warmte; wensen; werklust; werkzaamheid; ziel; zucht
brío elan; gloed; pit; vlam; vuur felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
eje pit; vruchtenpit as
empuje pit; vruchtenpit aandrift; band; boekdeel; daadkracht; deel; doortastendheid; dynamiek; elasticiteit; energie; esprit; fut; geluidsniveau; gevoel; instinct; intuïtie; katoen; katoenstof; kracht; momentum; ondernemingslust; puf; stuwkracht; vliegreis; vliegtocht; vlucht; volume; voortstuwing; werklust
entusiasmo elan; gloed; pit; vlam; vuur aandrift; animo; belangstelling; betovering; bevlogenheid; bezieling; daadkracht; energie; enthousiasme; esprit; extase; fascinatie; fut; geboeidheid; gedrevenheid; geestdrift; geestvervoering; ijver; ijverigheid; interesse; kracht; krachtdadigheid; momentum; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; opgetogenheid; puf; trance; uitbundigheid; uitgelatenheid; verrukking; vervoering; vlijt; vlijtigheid; voortvarendheid; werklust; werkzaamheid; zin
fucha pit; vruchtenpit
garbo elan; gloed; pit; vlam; vuur aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekkingskracht; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; charme; drift; fascinatie; goedgunstigheid; gratie; hartstocht; passie; vuur; welwillendheid
grano binnenste van een vrucht; pit; vruchtenpit graankorrel; graansoort; grein; korrel; korreltje; kralenrand; puist; pukkel; tarwe
hueso binnenste van een vrucht; pit bot; knekel
mecha kaarsenpit; lemmet; pit; vruchtenpit kousje; lampenkatoen; lampenkousje; lampenpit; lardeerspek; lont; ontsteking; salpeterpapier
pabilo pit; vruchtenpit
ímpetu elan; gloed; pit; vlam; vuur felheid; gedrevenheid; heftigheid; hevigheid; ijver; ijverigheid; intensiteit; kracht; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; onbeheerstheid; onbesuisdheid; overmoed; roekeloosheid; vermetelheid; vlijt; vlijtigheid; waaghalzerij; werklust; werkzaamheid

Related Words for "pit":


Wiktionary Translations for pit:


Cross Translation:
FromToVia
pit núcleo Kern — zentraler Hauptbestandteil eines Ganzen
pit pipa pip — seed
pit pit pit — area at a motor racetrack used for refueling and repairing the vehicles during a race
pit hueso pit — the stone of a drupaceous fruit
pit hueso stone — centre of some fruits
pit grano; semilla grainfruit et semence des céréales contenu dans l’épi ; des légumineuses.
pit grano; semilla; partícula graine — Ovule fécondé qui donne de nouvelles plantes après dispersion et germination.
pit mecha mèche — Assemblage de fils
pit cuesco; hueso; núcleo noyau — Partie centrale, dure, d’une drupe et qui contient une amande. On oppose le noyau au pépin de la baie.
pit nucleolo; grano; semilla; partícula pépinsemence qui se trouver à l'intérieur de certains fruits.
pit jugo; zumo sèveliquide nutritif formé des sucs que les racines puiser dans le sol et répandre dans toutes les parties d’un végétal.

External Machine Translations: