Dutch
Detailed Translations for pokeren from Dutch to Spanish
pokeren:
-
pokeren
Conjugations for pokeren:
o.t.t.
- poker
- pokert
- pokert
- pokeren
- pokeren
- pokeren
o.v.t.
- pokerde
- pokerde
- pokerde
- pokerden
- pokerden
- pokerden
v.t.t.
- heb gepokerd
- hebt gepokerd
- heeft gepokerd
- hebben gepokerd
- hebben gepokerd
- hebben gepokerd
v.v.t.
- had gepokerd
- had gepokerd
- had gepokerd
- hadden gepokerd
- hadden gepokerd
- hadden gepokerd
o.t.t.t.
- zal pokeren
- zult pokeren
- zal pokeren
- zullen pokeren
- zullen pokeren
- zullen pokeren
o.v.t.t.
- zou pokeren
- zou pokeren
- zou pokeren
- zouden pokeren
- zouden pokeren
- zouden pokeren
diversen
- poker!
- pokert!
- gepokerd
- pokerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for pokeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
jugar al póquer | pokeren |
Related Words for "pokeren":
poker:
Translation Matrix for poker:
Noun | Related Translations | Other Translations |
póquer | poker |