Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. politiseren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for politiseren from Dutch to Spanish

politiseren:

politiseren verb (politiseer, politiseert, politiseerde, politiseerden, gepolitiseerd)

  1. politiseren

Conjugations for politiseren:

o.t.t.
  1. politiseer
  2. politiseert
  3. politiseert
  4. politiseren
  5. politiseren
  6. politiseren
o.v.t.
  1. politiseerde
  2. politiseerde
  3. politiseerde
  4. politiseerden
  5. politiseerden
  6. politiseerden
v.t.t.
  1. heb gepolitiseerd
  2. hebt gepolitiseerd
  3. heeft gepolitiseerd
  4. hebben gepolitiseerd
  5. hebben gepolitiseerd
  6. hebben gepolitiseerd
v.v.t.
  1. had gepolitiseerd
  2. had gepolitiseerd
  3. had gepolitiseerd
  4. hadden gepolitiseerd
  5. hadden gepolitiseerd
  6. hadden gepolitiseerd
o.t.t.t.
  1. zal politiseren
  2. zult politiseren
  3. zal politiseren
  4. zullen politiseren
  5. zullen politiseren
  6. zullen politiseren
o.v.t.t.
  1. zou politiseren
  2. zou politiseren
  3. zou politiseren
  4. zouden politiseren
  5. zouden politiseren
  6. zouden politiseren
en verder
  1. is gepolitiseerd
  2. zijn gepolitiseerd
diversen
  1. politiseer!
  2. politiseert!
  3. gepolitiseerd
  4. politiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for politiseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
politizar politiseren

Wiktionary Translations for politiseren:

politiseren
verb
  1. (overgankelijk) politiek|nld iets tot een politieke zaak maken