Summary


Dutch

Detailed Translations for prut from Dutch to Spanish

prut:

prut [de ~] nomen

  1. de prut (bagger; modder; slib; slik; slijk)
    el rémora; el barro; el sedimento
  2. de prut (smurrie; drek)
    el lodo; la suciedad; la bahorrina
  3. de prut (koffiedik; drab)
    el poso; el sedimento; la cochinada; el restos de café; el fondo de café; el poso de café

Translation Matrix for prut:

NounRelated TranslationsOther Translations
bahorrina drek; prut; smurrie
barro bagger; modder; prut; slib; slijk; slik aarde; aardkorst; bodem; grond; klei; leem; tegelaarde
cochinada drab; koffiedik; prut zwijnerij
fondo de café drab; koffiedik; prut
lodo drek; prut; smurrie
poso drab; koffiedik; prut afzetsel; bezinksel; depot; dik; drab; droesem; grondsop; moer; residu; sediment; zetsel
poso de café drab; koffiedik; prut
restos de café drab; koffiedik; prut
rémora bagger; modder; prut; slib; slijk; slik
sedimento bagger; drab; koffiedik; modder; prut; slib; slijk; slik afzetsel; bezinksel; depot; droesem; grondsop; hemelwater; neerslag; regen; residu; sediment; zetsel
suciedad drek; prut; smurrie drab; goorheid; groezeligheid; morsigheid; obsceniteit; onzindelijkheid; schuinheid; slonzigheid; smeerlapperij; smerigheid; viesheid; viespeukerij; viezigheid; vuil; vuilbekkerij; vuile taal; vuilheid; vuiligheid; zwijnenboel

Related Words for "prut":

  • pruts

Wiktionary Translations for prut:


Cross Translation:
FromToVia
prut salud cheers — toast when drinking