Home ->Dictionaries ->Dutch/Spanish ->Translate puil

Translate puil from Dutch to Spanish

Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. puilen:

Dutch

Detailed Translations for puil from Dutch to Spanish

puilen:

puilen verb (puil, puilt, puilde, puilden, gepuild)

  1. puilen (uitpuilen)
    abultar

Conjugations for puilen:

o.t.t.
  1. puil
  2. puilt
  3. puilt
  4. puilen
  5. puilen
  6. puilen
o.v.t.
  1. puilde
  2. puilde
  3. puilde
  4. puilden
  5. puilden
  6. puilden
v.t.t.
  1. ben gepuild
  2. bent gepuild
  3. is gepuild
  4. zijn gepuild
  5. zijn gepuild
  6. zijn gepuild
v.v.t.
  1. was gepuild
  2. was gepuild
  3. was gepuild
  4. waren gepuild
  5. waren gepuild
  6. waren gepuild
o.t.t.t.
  1. zal puilen
  2. zult puilen
  3. zal puilen
  4. zullen puilen
  5. zullen puilen
  6. zullen puilen
o.v.t.t.
  1. zou puilen
  2. zou puilen
  3. zou puilen
  4. zouden puilen
  5. zouden puilen
  6. zouden puilen
diversen
  1. puil!
  2. puilt!
  5. gepuild
  6. puilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for puilen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abultar puilen; uitpuilen aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0279 seconds
Page rendered in 1.0 seconds