Dutch

Detailed Translations for puntten from Dutch to Spanish

punt:

punt [de ~ (m)] nomen

  1. de punt (issue; kwestie)
    el asunto; el tópico; la materia de discusión; el tema; el objeto de discusión
  2. de punt (beoordelingscijfer)
    la nota

punt [de ~ (m)] nomen

  1. de punt
    la punta

punt [de ~] nomen

  1. de punt
    el punto

Translation Matrix for punt:

NounRelated TranslationsOther Translations
asunto issue; kwestie; punt aangelegenheid; affaire; ambacht; chapiter; geval; hoofdstuk; kapittel; kwestie; kwesties; métier; onderwerp; opgaaf; opgave; probleem; problematiek; problemen; stiel; subject; thema; thema van een boek; vak; vraagstuk; zaak; zwaarte
materia de discusión issue; kwestie; punt feit; gebeurtenis; geschil; incident; kwestie; probleem; ruzie; twist; verschilpunt; voorval; vraagstuk
nota beoordelingscijfer; punt aantekening; cijfer; factuur; kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; krabbelbriefje; nota; notitie; rangnummer; rekening; schrijfsel; zakelijke notitie
objeto de discusión issue; kwestie; punt casus; feit; gebeurtenis; geval; incident; kwestie; probleem; voorval; vraagstuk
punta punt aanwijzing; bovenkant; bovenzijde; culminatie; heuveltop; hoogst bereikbare punt; koers; route; tijdstip; tip; top; uiteinde; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
punto punt hechting; locatie; plaats; plek; tijdstip; vasthechting
tema issue; kwestie; punt bureaubladthema; geschrevene; onderwerp; subject; tekstboek; thema; thema van een boek
tópico issue; kwestie; punt casus; cliché; dooddoener; feit; gebeurtenis; gemeenplaats; geval; incident; kwestie; kwesties; probleem; problematiek; problemen; stereotiep beeld; stereotype; voorval; vraagstuk
- plaats; plek
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
punto point
ModifierRelated TranslationsOther Translations
tópico cliché

Related Words for "punt":

  • puntten, punten

Synonyms for "punt":


Related Definitions for "punt":

  1. bepaalde ruimte of punt in de ruimte1
    • dat huis ligt op een mooi punt1
  2. eenheid in het spel1
    • hij haalde tien punten1
  3. gespreksonderwerp1
    • over het laatste punt wil ik nog even verder praten1
  4. hoek van vierkante lap1
    • met een punt van de zakdoek veegde hij zich schoon1
  5. klein rondje, stip1
    • achter de zin zet je een punt1
  6. scherp uiteinde1
    • er zit een punt aan dit potlood1

Wiktionary Translations for punt:

punt
noun
  1. een spits toelopend uiteinde
  2. een positie in de ruimte

Cross Translation:
FromToVia
punt ápice; cúspide apex — in geometry: topmost vertex of a cone or pyramid
punt ápice apex — botany: end of leaf
punt punto dot — small spot or mark
punt punto dot — decimal point
punt punto dot — punctuation mark
punt punto dot — morse code symbol
punt punto full stop — The punctuation mark “.”
punt calificación; nota mark — academic score
punt punto mark — sporting score
punt punto period — punctation mark “.”
punt → [[punto de encuentro]] point — location or place
punt punto point — geometry: zero-dimensional object
punt punto point — full stop
punt punto point — unit of scoring in a game or competition
punt punta point — sharp tip
punt diente; prolongación; punta prong — thin, pointed, projecting part
punt diente tine — prong
punt punta Spitze — der oberste, schmal zulaufende Teil eines Gegenstandes oder einer Formation
punt final; punta; extremo; cima; vértice; término; conclusión boutpartie extrême d’une chose.
punt punta; extremo; cima; vértice; culminación cime — La partie la plus haute d’une montagne, d’un rocher, d’un arbre, etc.
punt punto; tanto point — couture|fr action de piquer dans un tissu avec une aiguille enfiler ou résultat de cette action, piqûre.
punt punta; extremo; cima; vértice pointeextrémité piquante et aiguë de quelque chose que ce être.