Dutch
Detailed Translations for pureren from Dutch to Spanish
pureren:
Conjugations for pureren:
o.t.t.
- pureer
- pureert
- pureert
- pureren
- pureren
- pureren
o.v.t.
- pureerde
- pureerde
- pureerde
- pureerden
- pureerden
- pureerden
v.t.t.
- heb gepureerd
- hebt gepureerd
- heeft gepureerd
- hebben gepureerd
- hebben gepureerd
- hebben gepureerd
v.v.t.
- had gepureerd
- had gepureerd
- had gepureerd
- hadden gepureerd
- hadden gepureerd
- hadden gepureerd
o.t.t.t.
- zal pureren
- zult pureren
- zal pureren
- zullen pureren
- zullen pureren
- zullen pureren
o.v.t.t.
- zou pureren
- zou pureren
- zou pureren
- zouden pureren
- zouden pureren
- zouden pureren
en verder
- is gepureerd
- zijn gepureerd
diversen
- pureer!
- pureert!
- gepureerd
- purerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for pureren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
triturar | pureren | aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren |