Dutch
Detailed Translations for rappelleren from Dutch to Spanish
rappelleren:
-
rappelleren (met aandrang herinneren; manen)
Conjugations for rappelleren:
o.t.t.
- rappelleer
- rappelleert
- rappelleert
- rappelleren
- rappelleren
- rappelleren
o.v.t.
- rappelleerde
- rappelleerde
- rappelleerde
- rappelleerden
- rappelleerden
- rappelleerden
v.t.t.
- ben gerappelleerd
- bent gerappelleerd
- is gerappelleerd
- zijn gerappelleerd
- zijn gerappelleerd
- zijn gerappelleerd
v.v.t.
- was gerappelleerd
- was gerappelleerd
- was gerappelleerd
- waren gerappelleerd
- waren gerappelleerd
- waren gerappelleerd
o.t.t.t.
- zal rappelleren
- zult rappelleren
- zal rappelleren
- zullen rappelleren
- zullen rappelleren
- zullen rappelleren
o.v.t.t.
- zou rappelleren
- zou rappelleren
- zou rappelleren
- zouden rappelleren
- zouden rappelleren
- zouden rappelleren
en verder
- heb gerappelleerd
- hebt gerappelleerd
- heeft gerappelleerd
- hebben gerappelleerd
- hebben gerappelleerd
- hebben gerappelleerd
diversen
- rappelleer!
- rappelleert!
- gerappelleerd
- rappellerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for rappelleren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
instigar | instigeren; opwekken | |
rapelar | rappelleren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
apremiar | manen; met aandrang herinneren; rappelleren | |
instigar | manen; met aandrang herinneren; rappelleren | aanblazen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; haast maken; haasten; herinneren; iets aanstoken; ijlen; in herinnering brengen; instigeren; jachten; jagen; jakkeren; memoreren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opschieten; opstoken; overhaasten; poken; porren; provoceren; reppen; snellen; spoeden; stimuleren; stoken; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden |