Dutch
Detailed Translations for rondzenden from Dutch to Spanish
rondzenden:
-
rondzenden
Conjugations for rondzenden:
o.t.t.
- zend rond
- zendt rond
- zendt rond
- zenden rond
- zenden rond
- zenden rond
o.v.t.
- zond rond
- zond rond
- zond rond
- zonden rond
- zonden rond
- zonden rond
v.t.t.
- heb rondgezonden
- hebt rondgezonden
- heeft rondgezonden
- hebben rondgezonden
- hebben rondgezonden
- hebben rondgezonden
v.v.t.
- had rondgezonden
- had rondgezonden
- had rondgezonden
- hadden rondgezonden
- hadden rondgezonden
- hadden rondgezonden
o.t.t.t.
- zal rondzenden
- zult rondzenden
- zal rondzenden
- zullen rondzenden
- zullen rondzenden
- zullen rondzenden
o.v.t.t.
- zou rondzenden
- zou rondzenden
- zou rondzenden
- zouden rondzenden
- zouden rondzenden
- zouden rondzenden
diversen
- zend rond!
- zendt rond!
- rondgezonden
- rondzendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for rondzenden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
enviar | verzending | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
enviar | rondzenden | afwijzen; capituleren; doen toekomen; doorsturen; doorzenden; iem. iets sturen; insturen; inzenden; nazenden; ontheffen; ontslaan; opgeven; opsturen; overgeven; overmaken; posten; rondsturen; sturen; toezenden; uitleveren; uitsturen; versturen; verzenden; wegsturen; wegzenden; weigeren; zenden; zich overgeven |