Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. schuimen:


Dutch

Detailed Translations for schuimden from Dutch to Spanish

schuimen:

schuimen verb (schuim, schuimt, schuimde, schuimden, geschuimd)

  1. schuimen (schuim vormen)

Conjugations for schuimen:

o.t.t.
  1. schuim
  2. schuimt
  3. schuimt
  4. schuimen
  5. schuimen
  6. schuimen
o.v.t.
  1. schuimde
  2. schuimde
  3. schuimde
  4. schuimden
  5. schuimden
  6. schuimden
v.t.t.
  1. heb geschuimd
  2. hebt geschuimd
  3. heeft geschuimd
  4. hebben geschuimd
  5. hebben geschuimd
  6. hebben geschuimd
v.v.t.
  1. had geschuimd
  2. had geschuimd
  3. had geschuimd
  4. hadden geschuimd
  5. hadden geschuimd
  6. hadden geschuimd
o.t.t.t.
  1. zal schuimen
  2. zult schuimen
  3. zal schuimen
  4. zullen schuimen
  5. zullen schuimen
  6. zullen schuimen
o.v.t.t.
  1. zou schuimen
  2. zou schuimen
  3. zou schuimen
  4. zouden schuimen
  5. zouden schuimen
  6. zouden schuimen
en verder
  1. ben geschuimd
  2. bent geschuimd
  3. is geschuimd
  4. zijn geschuimd
  5. zijn geschuimd
  6. zijn geschuimd
diversen
  1. schuim!
  2. schuimt!
  3. geschuimd
  4. schuimend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schuimen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
arrojar espuma schuim vormen; schuimen
cabrillear schuim vormen; schuimen
espumar schuim vormen; schuimen mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen
formar espuma schuim vormen; schuimen

Related Words for "schuimen":