Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. segmenteren:


Dutch

Detailed Translations for segmenteren from Dutch to Spanish

segmenteren:

segmenteren verb (segmenteer, segmenteert, segmenteerde, segmenteerden, gesegmenteerd)

  1. segmenteren (in segmenten verdelen)

Conjugations for segmenteren:

o.t.t.
  1. segmenteer
  2. segmenteert
  3. segmenteert
  4. segmenteren
  5. segmenteren
  6. segmenteren
o.v.t.
  1. segmenteerde
  2. segmenteerde
  3. segmenteerde
  4. segmenteerden
  5. segmenteerden
  6. segmenteerden
v.t.t.
  1. heb gesegmenteerd
  2. hebt gesegmenteerd
  3. heeft gesegmenteerd
  4. hebben gesegmenteerd
  5. hebben gesegmenteerd
  6. hebben gesegmenteerd
v.v.t.
  1. had gesegmenteerd
  2. had gesegmenteerd
  3. had gesegmenteerd
  4. hadden gesegmenteerd
  5. hadden gesegmenteerd
  6. hadden gesegmenteerd
o.t.t.t.
  1. zal segmenteren
  2. zult segmenteren
  3. zal segmenteren
  4. zullen segmenteren
  5. zullen segmenteren
  6. zullen segmenteren
o.v.t.t.
  1. zou segmenteren
  2. zou segmenteren
  3. zou segmenteren
  4. zouden segmenteren
  5. zouden segmenteren
  6. zouden segmenteren
en verder
  1. ben gesegmenteerd
  2. bent gesegmenteerd
  3. is gesegmenteerd
  4. zijn gesegmenteerd
  5. zijn gesegmenteerd
  6. zijn gesegmenteerd
diversen
  1. segmenteer!
  2. segmenteert!
  3. gesegmenteerd
  4. segmenterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for segmenteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dividir en partes in segmenten verdelen; segmenteren
segmentar in segmenten verdelen; segmenteren