Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- smoes:
- smoezen:
-
Wiktionary:
- smoes → excusa, pretexto, son
- smoes → cuento chino, pretexto
- smoezen → susurrar, cuchichear
Dutch
Detailed Translations for smoes from Dutch to Spanish
smoes:
-
de smoes (excuus; voorwendsel; uitvlucht)
Translation Matrix for smoes:
Noun | Related Translations | Other Translations |
pretexto | excuus; smoes; uitvlucht; voorwendsel | dekmantel; façade; masker; rijsnelheid; schijn; smoesje; voorkomen; voorwending |
subterfugio | excuus; smoes; uitvlucht; voorwendsel | schone luier; verschoning; voorwending |
Related Words for "smoes":
smoezen:
-
de smoezen (voorwendsels; uitvluchten)
-
smoezen (smiespelen; fluisteren)
cuchichear-
cuchichear verb
-
Conjugations for smoezen:
o.t.t.
- smoes
- smoest
- smoest
- smoesen
- smoesen
- smoesen
o.v.t.
- smoesde
- smoesde
- smoesde
- smoesden
- smoesden
- smoesden
v.t.t.
- heb gesmoesd
- hebt gesmoesd
- heeft gesmoesd
- hebben gesmoesd
- hebben gesmoesd
- hebben gesmoesd
v.v.t.
- had gesmoesd
- had gesmoesd
- had gesmoesd
- hadden gesmoesd
- hadden gesmoesd
- hadden gesmoesd
o.t.t.t.
- zal smoezen
- zult smoezen
- zal smoezen
- zullen smoezen
- zullen smoezen
- zullen smoezen
o.v.t.t.
- zou smoezen
- zou smoezen
- zou smoezen
- zouden smoezen
- zouden smoezen
- zouden smoezen
en verder
- ben gesmoesd
- bent gesmoesd
- is gesmoesd
- zijn gesmoesd
- zijn gesmoesd
- zijn gesmoesd
diversen
- smoes!
- smoest!
- gesmoesd
- smoesend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for smoezen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
excusas | smoezen; uitvluchten; voorwendsels | |
pretextos | smoezen; uitvluchten; voorwendsels | smoesjes |
Verb | Related Translations | Other Translations |
cuchichear | fluisteren; smiespelen; smoezen |