Dutch

Detailed Translations for smult from Dutch to Spanish

smullen:

smullen verb (smul, smult, smulde, smulden, gesmuld)

  1. smullen
  2. smullen (smikkelen; savoureren; lekker eten)

Conjugations for smullen:

o.t.t.
  1. smul
  2. smult
  3. smult
  4. smullen
  5. smullen
  6. smullen
o.v.t.
  1. smulde
  2. smulde
  3. smulde
  4. smulden
  5. smulden
  6. smulden
v.t.t.
  1. heb gesmuld
  2. hebt gesmuld
  3. heeft gesmuld
  4. hebben gesmuld
  5. hebben gesmuld
  6. hebben gesmuld
v.v.t.
  1. had gesmuld
  2. had gesmuld
  3. had gesmuld
  4. hadden gesmuld
  5. hadden gesmuld
  6. hadden gesmuld
o.t.t.t.
  1. zal smullen
  2. zult smullen
  3. zal smullen
  4. zullen smullen
  5. zullen smullen
  6. zullen smullen
o.v.t.t.
  1. zou smullen
  2. zou smullen
  3. zou smullen
  4. zouden smullen
  5. zouden smullen
  6. zouden smullen
en verder
  1. ben gesmuld
  2. bent gesmuld
  3. is gesmuld
  4. zijn gesmuld
  5. zijn gesmuld
  6. zijn gesmuld
diversen
  1. smul!
  2. smult!
  3. gesmuld
  4. smullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for smullen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
comer con gusto lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen amuseren; bikken; eten; genieten; genot hebben van; naar binnen werken; smullen van
deleitarse lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen aanstaan; amuseren; believen; beroemen; genieten; genot hebben van; goeddunken; roem dragen
disfrutar lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen aanstaan; amuseren; believen; genieten; genot hebben van; goeddunken; laven; lenigen; lessen; tegoed doen
disfrutar comiendo smullen amuseren; bikken; eten; genieten; genot hebben van; naar binnen werken; smullen van
golosinear lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen amuseren; genieten; genot hebben van; smullen van; snoepen
gozar lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen aanstaan; amuseren; believen; genieten; genot hebben van; goeddunken