Dutch
Detailed Translations for soleer from Dutch to Spanish
soleren:
-
soleren
Conjugations for soleren:
o.t.t.
- soleer
- soleert
- soleert
- soleren
- soleren
- soleren
o.v.t.
- soleerde
- soleerde
- soleerde
- soleerden
- soleerden
- soleerden
v.t.t.
- heb gesoleerd
- hebt gesoleerd
- heeft gesoleerd
- hebben gesoleerd
- hebben gesoleerd
- hebben gesoleerd
v.v.t.
- had gesoleerd
- had gesoleerd
- had gesoleerd
- hadden gesoleerd
- hadden gesoleerd
- hadden gesoleerd
o.t.t.t.
- zal soleren
- zult soleren
- zal soleren
- zullen soleren
- zullen soleren
- zullen soleren
o.v.t.t.
- zou soleren
- zou soleren
- zou soleren
- zouden soleren
- zouden soleren
- zouden soleren
en verder
- ben gesoleerd
- bent gesoleerd
- is gesoleerd
- zijn gesoleerd
- zijn gesoleerd
- zijn gesoleerd
diversen
- soleer!
- soleert!
- gesoleerd
- solerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for soleren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
interpretar un solo | soleren |