Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. spiegelen:
  2. spiegel:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for spiegelen from Dutch to Spanish

spiegelen:

spiegelen verb

  1. spiegelen

Translation Matrix for spiegelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
voltear tuimelen; vallen
VerbRelated TranslationsOther Translations
voltear spiegelen dompen; flikkeren; kantelen; kelderen; kiepen; kieperen; omklappen; omrollen; omvallen; omver kiepen; omvervallen; omwentelen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; tuimelen; vallen

Wiktionary Translations for spiegelen:


Cross Translation:
FromToVia
spiegelen reflejar refléterrenvoyer l’image, la lumière ou la couleur.
spiegelen aplazar; despedir; destituir; devolver; reflejar renvoyerenvoyer de nouveau.
spiegelen reflejar; reflexionar; meditar réfléchir — À trier

spiegelen form of spiegel:

spiegel [de ~ (m)] nomen

  1. de spiegel
    el espejo

Translation Matrix for spiegel:

NounRelated TranslationsOther Translations
espejo spiegel lampenglas

Related Words for "spiegel":

  • spiegelen, spiegels, spiegeltje, spiegeltjes

Related Definitions for "spiegel":

  1. plat glas met zilverkleurige laag dat het beeld weerkaatst1
    • ik zag in de spiegel dat mijn haar niet goed zat1

Wiktionary Translations for spiegel:


Cross Translation:
FromToVia
spiegel espejo mirror — smooth reflecting surface
spiegel espejo miroir — Glace de verre ou de cristal étamée, ou métal poli