Dutch

Detailed Translations for stimuleren from Dutch to Spanish

stimuleren:

Conjugations for stimuleren:

o.t.t.
  1. stimuleer
  2. stimuleert
  3. stimuleert
  4. stimuleren
  5. stimuleren
  6. stimuleren
o.v.t.
  1. stimuleerde
  2. stimuleerde
  3. stimuleerde
  4. stimuleerden
  5. stimuleerden
  6. stimuleerden
v.t.t.
  1. heb gestimuleerd
  2. hebt gestimuleerd
  3. heeft gestimuleerd
  4. hebben gestimuleerd
  5. hebben gestimuleerd
  6. hebben gestimuleerd
v.v.t.
  1. had gestimuleerd
  2. had gestimuleerd
  3. had gestimuleerd
  4. hadden gestimuleerd
  5. hadden gestimuleerd
  6. hadden gestimuleerd
o.t.t.t.
  1. zal stimuleren
  2. zult stimuleren
  3. zal stimuleren
  4. zullen stimuleren
  5. zullen stimuleren
  6. zullen stimuleren
o.v.t.t.
  1. zou stimuleren
  2. zou stimuleren
  3. zou stimuleren
  4. zouden stimuleren
  5. zouden stimuleren
  6. zouden stimuleren
en verder
  1. ben gestimuleerd
  2. bent gestimuleerd
  3. is gestimuleerd
  4. zijn gestimuleerd
  5. zijn gestimuleerd
  6. zijn gestimuleerd
diversen
  1. stimuleer!
  2. stimuleert!
  3. gestimuleerd
  4. stimulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stimuleren [znw.] nomen

  1. stimuleren (bevorderen; cultiveren)
    el stimular; el fomentar; la promoción
  2. stimuleren (aanvuren; aanmoedigen; toejuichen)
    la estimular; la animar
  3. stimuleren (aansporen; aanzetten; prikkel; aanmoedigen)
    el estimular; el impulsar; el incitar a; el animar; el animar a; el a instancias de

Translation Matrix for stimuleren:

NounRelated TranslationsOther Translations
a instancias de aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
animar aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; prikkel; stimuleren; toejuichen
animar a aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
arrancar aanslingeren; aanzwengelen; afdwingen; afrukken; losrukken; ontwringen
engendrar provoceren; uitlokken
estimular aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; prikkel; stimuleren; toejuichen instigeren; opwekken
fomentar bevorderen; cultiveren; stimuleren
impulsar aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aandrijven; aanjagen; voortstuwen
incitar aanslingeren; aanzwengelen
incitar a aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
instigar instigeren; opwekken
promoción bevorderen; cultiveren; stimuleren bevordering; graad van doctor verkrijgen; opklimming in rang; promotie
provocar aanrichten; provoceren; treiteren; uitlokken
stimular bevorderen; cultiveren; stimuleren
VerbRelated TranslationsOther Translations
aclamar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen bejubelen; ovatie brengen; toejuichen
alentar aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; bemoedigen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren; toemoedigen aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; bezielen; moed inspreken; motiveren; opbeuren; toejuichen
animar aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; opkrikken; oppeppen; opwekken; prikkelen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; bemoedigen; bezielen; blij maken; doen opvlammen; een inspirerende werking hebben; fleurig maken; iemand opstoken; inspireren; instigeren; motiveren; opbeuren; opfleuren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkalefateren; opknappen; oplappen; opleven; opmonteren; opruien; opstoken; opvijzelen; opvrolijken; opwekken; opzetten; poken; porren; provoceren; reanimeren; toejuichen; tot leven wekken; uitdagen; uitlokken; verkwikken; verlevendigen; vrolijker worden
aplaudir aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen applaudisseren; bejubelen; klappen; ovatie brengen; toejuichen
apoyar aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren aanjagen; aansporen; dragen; met palen stutten; motiveren; ondersteunen; opjutten; porren; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stutten
apuntalar aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren dragen; met palen stutten; motiveren; ondersteunen; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; schoren; schragen; steunen; stutten
arrancar aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren aanvangen; afbedelen; afrukken; afscheuren; aftrekken; beginnen; ergens uitscheuren; gebrek hebben; iem. afdwingen; iemand van de plaats dringen; in werking stellen; inluiden; loskrijgen; losmaken; losrukken; losscheuren; lostornen; lostrekken; neerhalen; neersabelen; nijpen; ontrukken; onttrekken; ontworstelen; ontwringen; open krijgen; openkrijgen; opstarten; rooien; starten; tornen; uithalen; uitrukken; uitscheuren; uittrekken; van het lijf trekken; van start gaan; verdringen; wegrukken; zich door te worstelen bevrijden
avivar aanmoedigen; aansporen; aanzetten; activeren; animeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; bezielen; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; oprakelen; opruien; opstoken; poken; porren; provoceren; stoken; ter sprake brengen; toejuichen
dar viveza a aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
encender aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren aandoen; aandraaien; aanleren; aanmaken; aansteken; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; doen branden; eigen maken; in de fik steken; inschakelen; instigeren; leren; licht aansteken; motiveren; ontsteken; opfokken; ophitsen; opjutten; oppikken; opruien; opsteken; opstoken; poken; provoceren; verwerven; vuur maken; vuurmaken
engendrar aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren aanjagen; aankweken; aanplanten; aansporen; aanzetten tot; broeden; fokken; genereren; instigeren; kweken; motiveren; opjutten; opkweken; planten; porren; procreëren; provoceren; telen; uitbroeden; verbouwen; verwekken; voortbrengen; warmhouden
entornar aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; motiveren; starten
entusiasmar aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren aanmoedigen; aanvuren; activeren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inspireren; opleven; opwekken; reanimeren; toejuichen; tot leven wekken; verlevendigen
envalentonar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; bezielen; opbeuren; toejuichen
espolear aansporen; aanzetten; animeren; stimuleren aanzetten; aanzetten tot; instigeren; motiveren; opzwepen; provoceren; sterk prikkelen
estimular aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; opkrikken; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren; toemoedigen aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; bezielen; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opstoken; poken; porren; provoceren; toejuichen; uitdagen; uitlokken; vooruitschoppen
excitar aanmoedigen; aansporen; aanzetten; activeren; animeren; bezielen; oppeppen; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aanroeren; aanstippen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; even aanraken; instigeren; ontlokken; opfokken; ophitsen; opjutten; opleven; opruien; opstoken; opvrijen; opwekken; opzwepen; poken; provoceren; reanimeren; sterk prikkelen; tot leven wekken; verlevendigen
fomentar aankweken; aanplanten; aanroeren; aanstippen; even aanraken; fokken; genereren; iets aanstoken; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; toucheren; verbouwen; voortbrengen
impulsar aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren aanslingeren; aanzetten; aanzwengelen; jachten; opdrijven; ophitsen; opjagen; opzwepen; sterk prikkelen; stuwen; voortjagen; voortstuwen; vooruitduwen; vooruitschoppen
incentivar aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanzetten; animeren; iemand motiveren; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren aanjagen; aansporen; aanzetten tot; instigeren; motiveren; opjutten; porren; provoceren; vooruitschoppen
incitar aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; opkrikken; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; haast maken; haasten; iemand opstoken; iets aanstoken; ijlen; instigeren; jagen; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opzetten; overhaasten; poken; porren; provoceren; spoeden; stoken; uitdagen; uitlokken; voortmaken; zich spoeden
incitar a aanjagen; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken; porren; provoceren
instigar aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; animeren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; haast maken; haasten; herinneren; iets aanstoken; ijlen; in herinnering brengen; instigeren; jachten; jagen; jakkeren; manen; memoreren; met aandrang herinneren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opschieten; opstoken; overhaasten; poken; porren; provoceren; rappelleren; reppen; snellen; spoeden; stoken; uitdagen; uitlokken; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
motivar aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanzetten; animeren; iemand motiveren; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren aanjagen; aansporen; aanzetten tot; instigeren; losmaken; motiveren; opjutten; porren; provoceren; teweegbrengen; tot iets bewegen; verleiden tot
provocar aanmoedigen; aanvuren; activeren; bemoedigen; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren; toemoedigen aandoen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanrichten; aansporen; aanstichten; aanwakkeren; aanzetten tot; adviseren; berokkenen; iets aanraden; influisteren; ingeven; instigeren; jennen; koeioneren; kwellen; motiveren; narren; ontlokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; pesten; plagen; porren; provoceren; raden; sarren; souffleren; stangen; suggereren; tarten; tergen; teweegbrengen; treiteren; uitdagen; uitklokken; uitlokken; veroorzaken; verwekken; wegpesten; zieken

Wiktionary Translations for stimuleren:

stimuleren
verb
  1. maatregelen nemen om iets te bevorderen

Cross Translation:
FromToVia
stimuleren estimular stimulate — to encourage into action
stimuleren estimular stimulate — to arouse an organism to functional activity
stimuleren estimular stimuleraiguillonner ; exciter.