Dutch

Detailed Translations for stond from Dutch to Spanish

stond form of staan:

staan verb (sta, staat, stond, stonden, gestaan)

  1. staan

Conjugations for staan:

o.t.t.
  1. sta
  2. staat
  3. staat
  4. staan
  5. staan
  6. staan
o.v.t.
  1. stond
  2. stond
  3. stond
  4. stonden
  5. stonden
  6. stonden
v.t.t.
  1. heb gestaan
  2. hebt gestaan
  3. heeft gestaan
  4. hebben gestaan
  5. hebben gestaan
  6. hebben gestaan
v.v.t.
  1. had gestaan
  2. had gestaan
  3. had gestaan
  4. hadden gestaan
  5. hadden gestaan
  6. hadden gestaan
o.t.t.t.
  1. zal staan
  2. zult staan
  3. zal staan
  4. zullen staan
  5. zullen staan
  6. zullen staan
o.v.t.t.
  1. zou staan
  2. zou staan
  3. zou staan
  4. zouden staan
  5. zouden staan
  6. zouden staan
en verder
  1. ben gestaan
  2. bent gestaan
  3. is gestaan
  4. zijn gestaan
  5. zijn gestaan
  6. zijn gestaan
diversen
  1. sta!
  2. stat!
  3. gestaan
  4. staand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for staan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
embellecer staan opdirken; opdoffen; opschikken; opsieren; opsmukken; optooien; optuigen; optutten; tooien; uitdossen; verfraaien; verluchten; zich mooi maken; zich uitdossen; zich uitmonsteren
favorecer staan begunstigen; bevoordelen; bevoorrechten; doneren; geven; schenken; voorrechten toekennen; voorschuiven; voortrekken

Antonyms for "staan":


Related Definitions for "staan":

  1. bij hem passen1
    • dat pak staat hem goed1
  2. in een bepaalde toestand zijn1
    • dat gebouw staat leeg1
  3. op voeten of poten overeind zijn1
    • aan het eind van het concert ging het publiek staan1
  4. opgeschreven of gedrukt1
    • in de krant staat dat de minister gaat bezuinigen1
  5. zich bevinden1
    • het eten staat op tafel1

Wiktionary Translations for staan:


Cross Translation:
FromToVia
staan estar be — occupy a place
staan modelar; mostrar model — display
staan modelar model — be a model
staan decir say — to indicate in a written form
staan estar de pie; estar parado stand — to support oneself on the feet in an erect position
staan mantener; permanecer stand — to remain motionless
staan haber there be — to exist
staan vestir; vestirse habiller — Mettre des habits à quelqu’un…
staan revestir; enfundar; poner; sobreponer; revocar revêtirpourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.
staan vestir vêtirhabiller, couvrir d’un vêtement.
staan estar de pie être debout — Se tenir verticalement, sur ses pieds ou sur ses bases.