Dutch

Detailed Translations for strand from Dutch to Spanish

strand:

strand [het ~] nomen

  1. het strand (zandstrand)
    la playa; la playa de arena

Translation Matrix for strand:

NounRelated TranslationsOther Translations
playa strand; zandstrand
playa de arena strand; zandstrand

Related Words for "strand":


Wiktionary Translations for strand:

strand
noun
  1. Strook land langs de kust

Cross Translation:
FromToVia
strand playa beach — sandy shore
strand playa Strand — meist sandiger Übergang von Land zu Wasser
strand playa plage — étendue de sable

strand form of stranden:

Conjugations for stranden:

o.t.t.
  1. strand
  2. strandt
  3. strandt
  4. stranden
  5. stranden
  6. stranden
o.v.t.
  1. strandde
  2. strandde
  3. strandde
  4. strandden
  5. strandden
  6. strandden
v.t.t.
  1. ben gestrand
  2. bent gestrand
  3. is gestrand
  4. zijn gestrand
  5. zijn gestrand
  6. zijn gestrand
v.v.t.
  1. was gestrand
  2. was gestrand
  3. was gestrand
  4. waren gestrand
  5. waren gestrand
  6. waren gestrand
o.t.t.t.
  1. zal stranden
  2. zult stranden
  3. zal stranden
  4. zullen stranden
  5. zullen stranden
  6. zullen stranden
o.v.t.t.
  1. zou stranden
  2. zou stranden
  3. zou stranden
  4. zouden stranden
  5. zouden stranden
  6. zouden stranden
diversen
  1. strand!
  2. strandt!
  3. gestrand
  4. strandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stranden [het ~] nomen

  1. het stranden (aanspoelen; aandrijven)
    el ser arrojado a la playa; el fracasar; el naufragar

Translation Matrix for stranden:

NounRelated TranslationsOther Translations
fracasar aandrijven; aanspoelen; stranden
ir mal scheefgaan
naufragar aandrijven; aanspoelen; stranden schipbreuk lijden
ser arrojado a la playa aandrijven; aanspoelen; stranden
VerbRelated TranslationsOther Translations
cometer un error afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een dwaling begaan; een fout maken; mistasten; zich vergissen
embarrancar afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
encallar afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen klem komen; op hetzelfde niveau blijven; stagneren; vastlopen
engañarse afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen mistasten
equivocarse afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een dwaling begaan; een fout maken; mistasten; zich vergissen
errar afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen aan de zwerf zijn; dwalen; een fout maken; ernaast grijpen; misgrijpen; mistasten; reizen; ronddolen; rondreizen; rondzwerven; trekken; zich vergissen; zwerven
errarse afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen mistasten
estar en un error afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; zich vergissen
fallar afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; ketsen; mistasten; onderuitgaan; op zijn bek gaan; te kort schieten; tegenvallen; ten onder gaan; ten val komen; vallen; vergaan; zich vergissen
faltar afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen afwezig zijn; mankeren; mistasten; ontbreken; verzuimen
fracasar afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen afknappen; begeven; er vanaf breken; flippen; mistasten; onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten onder gaan; ten val komen; vallen; vergaan
ir mal afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen misstaan; scheef gaan
irse al agua afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
irse al carajo afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
irse al traste afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen
meter la pata afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; mistasten; zich vergissen
naufragar wegzakken; zakken in
perderse afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen de weg kwijtraken; erbij inschieten; iets mislopen; kwijt raken; kwijtraken; mislopen; missen; teloorgaan; verdwalen; verkeerd gaan; verkeerd lopen; verliezen; verloren gaan; wegraken; zoek raken; zoekraken
salir fallido afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen afknappen; er vanaf breken; onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen
salir mal afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen afknappen; er vanaf breken; onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen

Related Words for "stranden":


Wiktionary Translations for stranden:

stranden
verb
  1. aan de grond vastlopen

Cross Translation:
FromToVia
stranden varar beach — run something aground on a beach
stranden encallar; zabordar run aground — to be immobilized by shallow water
stranden encallar; varar stranden — (intransitiv) (mit einem Schiff) auf Strand laufen
stranden fracasar; naufragar stranden — (intransitiv) übertragen: mit einem Vorhaben scheitern
stranden tener una avería; descomponerse; estar descompuesto tomber en panne — Arriver dans une situation où un outil ou un véhicule ne fonctionne plus par manque de carburant où à cause de batteries vides, ou encore doit être réparé.