Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. sublimeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for sublimeer from Dutch to Spanish

sublimeren:

sublimeren verb (sublimeer, sublimeert, sublimeerde, sublimeerden, gesublimeerd)

  1. sublimeren

Conjugations for sublimeren:

o.t.t.
  1. sublimeer
  2. sublimeert
  3. sublimeert
  4. sublimeren
  5. sublimeren
  6. sublimeren
o.v.t.
  1. sublimeerde
  2. sublimeerde
  3. sublimeerde
  4. sublimeerden
  5. sublimeerden
  6. sublimeerden
v.t.t.
  1. heb gesublimeerd
  2. hebt gesublimeerd
  3. heeft gesublimeerd
  4. hebben gesublimeerd
  5. hebben gesublimeerd
  6. hebben gesublimeerd
v.v.t.
  1. had gesublimeerd
  2. had gesublimeerd
  3. had gesublimeerd
  4. hadden gesublimeerd
  5. hadden gesublimeerd
  6. hadden gesublimeerd
o.t.t.t.
  1. zal sublimeren
  2. zult sublimeren
  3. zal sublimeren
  4. zullen sublimeren
  5. zullen sublimeren
  6. zullen sublimeren
o.v.t.t.
  1. zou sublimeren
  2. zou sublimeren
  3. zou sublimeren
  4. zouden sublimeren
  5. zouden sublimeren
  6. zouden sublimeren
en verder
  1. ben gesublimeerd
  2. bent gesublimeerd
  3. is gesublimeerd
  4. zijn gesublimeerd
  5. zijn gesublimeerd
  6. zijn gesublimeerd
diversen
  1. sublimeer!
  2. sublimeert!
  3. gesublimeerd
  4. sublimerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for sublimeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
sublimar sublimeren

Wiktionary Translations for sublimeren:

sublimeren
verb
  1. intr|nld (natuurkunde, nld) van vaste fase direct in gasfase overgaan, vervluchtigen