Summary


Dutch

Detailed Translations for suft from Dutch to Spanish

suft form of suffen:

suffen verb (suf, suft, sufte, suften, gesuft)

  1. suffen (gedachteloos zijn)

Conjugations for suffen:

o.t.t.
  1. suf
  2. suft
  3. suft
  4. suffen
  5. suffen
  6. suffen
o.v.t.
  1. sufte
  2. sufte
  3. sufte
  4. suften
  5. suften
  6. suften
v.t.t.
  1. heb gesuft
  2. hebt gesuft
  3. heeft gesuft
  4. hebben gesuft
  5. hebben gesuft
  6. hebben gesuft
v.v.t.
  1. had gesuft
  2. had gesuft
  3. had gesuft
  4. hadden gesuft
  5. hadden gesuft
  6. hadden gesuft
o.t.t.t.
  1. zal suffen
  2. zult suffen
  3. zal suffen
  4. zullen suffen
  5. zullen suffen
  6. zullen suffen
o.v.t.t.
  1. zou suffen
  2. zou suffen
  3. zou suffen
  4. zouden suffen
  5. zouden suffen
  6. zouden suffen
en verder
  1. ben gesuft
  2. bent gesuft
  3. is gesuft
  4. zijn gesuft
  5. zijn gesuft
  6. zijn gesuft
diversen
  1. suf!
  2. suft!
  3. gesuft
  4. suffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

suffen [znw.] nomen

  1. suffen (gedachteloos zijn; gesuf)
    la distracción; el atolondramiento; la irreflexión

Translation Matrix for suffen:

NounRelated TranslationsOther Translations
atolondramiento gedachteloos zijn; gesuf; suffen onbeheerstheid; onbesuisdheid; uitzinnigheid; verdwaasdheid; verdwazing
distracción gedachteloos zijn; gesuf; suffen achteloosheid; afleiding; afleidingsmanoeuvre; afwezigheid; amusement; amuseren; distractie; gedachteloosheid; nonchalance; onaandachtigheid; onnadenkendheid; onoplettendheid; speelkwartier; vermaak; vermakelijkheid; vermaken; verpozing; verstrooidheid; verstrooiing; vertier; verzet; verzetje
irreflexión gedachteloos zijn; gesuf; suffen lichtvaardigheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
estar abstraído gedachteloos zijn; suffen
estar despistado gedachteloos zijn; suffen

Wiktionary Translations for suffen:


Cross Translation:
FromToVia
suffen estar distraído pennen(umgangssprachlich) übertragen: nicht aufpassen, unaufmerksam sein