Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. toehouden:


Dutch

Detailed Translations for toehouden from Dutch to Spanish

toehouden:

toehouden verb (houd toe, houdt toe, hield toe, hielden toe, toegehouden)

  1. toehouden (dichthouden)

Conjugations for toehouden:

o.t.t.
  1. houd toe
  2. houdt toe
  3. houdt toe
  4. houden toe
  5. houden toe
  6. houden toe
o.v.t.
  1. hield toe
  2. hield toe
  3. hield toe
  4. hielden toe
  5. hielden toe
  6. hielden toe
v.t.t.
  1. heb toegehouden
  2. hebt toegehouden
  3. heeft toegehouden
  4. hebben toegehouden
  5. hebben toegehouden
  6. hebben toegehouden
v.v.t.
  1. had toegehouden
  2. had toegehouden
  3. had toegehouden
  4. hadden toegehouden
  5. hadden toegehouden
  6. hadden toegehouden
o.t.t.t.
  1. zal toehouden
  2. zult toehouden
  3. zal toehouden
  4. zullen toehouden
  5. zullen toehouden
  6. zullen toehouden
o.v.t.t.
  1. zou toehouden
  2. zou toehouden
  3. zou toehouden
  4. zouden toehouden
  5. zouden toehouden
  6. zouden toehouden
en verder
  1. bent toegehouden
  2. bent toegehouden
  3. is toegehouden
  4. zijn toegehouden
  5. zijn toegehouden
  6. zijn toegehouden
diversen
  1. houd toe!
  2. houdt toe!
  3. toegehouden
  4. toehoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toehouden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
mantener cerrado dichthouden; toehouden