Dutch
Detailed Translations for treden from Dutch to Spanish
treden:
-
treden
Conjugations for treden:
o.t.t.
- treed
- treedt
- treedt
- treden
- treden
- treden
o.v.t.
- treedde
- treedde
- treedde
- treedden
- treedden
- treedden
v.t.t.
- heb getreden
- hebt getreden
- heeft getreden
- hebben getreden
- hebben getreden
- hebben getreden
v.v.t.
- had getreden
- had getreden
- had getreden
- hadden getreden
- hadden getreden
- hadden getreden
o.t.t.t.
- zal treden
- zult treden
- zal treden
- zullen treden
- zullen treden
- zullen treden
o.v.t.t.
- zou treden
- zou treden
- zou treden
- zouden treden
- zouden treden
- zouden treden
en verder
- ben getreden
- bent getreden
- is getreden
- zijn getreden
- zijn getreden
- zijn getreden
diversen
- treed!
- treedt!
- getreden
- tredend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de treden (voetstappen; stappen; passen; schreden)
Translation Matrix for treden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
pasos | passen; schreden; stappen; treden; voetstappen | doorgangen; doortochten; overgangen; overtochten |
Verb | Related Translations | Other Translations |
hollar | treden | |
pisar | treden | belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen |
Related Words for "treden":
Related Definitions for "treden":
tred:
-
de tred
Translation Matrix for tred:
Noun | Related Translations | Other Translations |
manera de andar | tred | |
paso | tred | afstand; baan; baanvak; bergpas; buitenweg; deur; doorgang; doorloop; doorreis; doortocht; doorvaart; draf; dreef; etappe; gang; gang van een paard; gangpad; geul; landweg; paadje; pad; pas; pasje; passage; portiek; ronde; route; schrede; stap; tekenbreedte; toelating; tournee; traject; trekpad; vaargeul; voetstap; weg |