Home
Dictionaries
Word Fun
About
Feedback
In Nederlands
Home
->
Dictionaries
->
Dutch/Spanish
->Translate truc
Translate
truc
from Dutch to Spanish
Search
Remove Ads
Summary
Dutch to Spanish:
more detail...
truc:
arte
;
artes
;
comodidad
;
agilidad
;
manija
;
presteza
;
truco
;
ciencia
;
aptitud
;
pericia
;
maña
;
treta
;
trampa
;
artimaña
;
ardid
;
estratagema
;
trucaje
;
saber
;
habilidad
Wiktionary:
truc →
truco
truc →
truco
,
artimaña
Dutch
Detailed Translations for
truc
from Dutch to Spanish
truc:
truc
[
de ~ (m)
]
nomen
de truc
(
kunstgreep
;
kunst
;
behendigheid
;
handigheid
;
kunstje
)
el
arte
;
la
artes
;
la
comodidad
;
la
agilidad
;
la
manija
;
la
presteza
;
el
truco
;
la
ciencia
;
la
aptitud
;
la
pericia
arte
[
el ~
]
nomen
artes
[
la ~
]
nomen
comodidad
[
la ~
]
nomen
agilidad
[
la ~
]
nomen
manija
[
la ~
]
nomen
presteza
[
la ~
]
nomen
truco
[
el ~
]
nomen
ciencia
[
la ~
]
nomen
aptitud
[
la ~
]
nomen
pericia
[
la ~
]
nomen
de truc
(
kunstje
;
foefje
;
kneep
;
kneepje
;
maniertje
)
el
truco
;
la
maña
;
la
treta
truco
[
el ~
]
nomen
maña
[
la ~
]
nomen
treta
[
la ~
]
nomen
de truc
(
trucage
)
el
truco
;
la
trampa
;
la
artimaña
;
el
ardid
;
la
treta
;
el
estratagema
;
el
trucaje
truco
[
el ~
]
nomen
trampa
[
la ~
]
nomen
artimaña
[
la ~
]
nomen
ardid
[
el ~
]
nomen
treta
[
la ~
]
nomen
estratagema
[
el ~
]
nomen
trucaje
[
el ~
]
nomen
de truc
(
handigheid
;
kunst
;
toer
;
kneep
)
el
saber
;
la
habilidad
;
el
truco
saber
[
el ~
]
nomen
habilidad
[
la ~
]
nomen
truco
[
el ~
]
nomen
Translation Matrix for truc:
Noun
Related Translations
Other Translations
agilidad
behendigheid
;
handigheid
;
kunst
;
kunstgreep
;
kunstje
;
truc
beweeglijkheid
;
drukte
;
gezwindheid
;
kwiekheid
;
lenigheid
;
levendigheid
;
opgewektheid
;
rapheid
;
rapiditeit
;
schielijkheid
;
snelheid
;
soepelheid
;
souplesse
;
tempo
;
vaart
;
vlotheid
;
vlugheid
;
vrolijkheid
aptitud
behendigheid
;
handigheid
;
kunst
;
kunstgreep
;
kunstje
;
truc
bekwaamheid
;
capaciteit
;
geschiktheid
;
kwaliteit
;
ter zake kundigheid
;
vaardigheid
ardid
truc
;
trucage
list
;
slimheid
;
sluwe streek
;
verraderlijkheid
arte
behendigheid
;
handigheid
;
kunst
;
kunstgreep
;
kunstje
;
truc
kunde
;
kundigheid
;
tochtje
;
toertje
;
trip
;
uitje
;
uitstapje
artes
behendigheid
;
handigheid
;
kunst
;
kunstgreep
;
kunstje
;
truc
kunsten
artimaña
truc
;
trucage
foef
;
greep
;
handel
;
handgreep
;
handvat
;
hendel
;
kunstgreep
;
list
;
manoeuvre
ciencia
behendigheid
;
handigheid
;
kunst
;
kunstgreep
;
kunstje
;
truc
weten
;
wetenschap
comodidad
behendigheid
;
handigheid
;
kunst
;
kunstgreep
;
kunstje
;
truc
behaaglijkheid
;
comfort
;
gemak
;
gemakkelijkheid
;
gemoedelijkheid
;
gerief
;
geriefelijkheid
;
gerieflijkheid
;
gezelligheid
;
inschikkelijkheid
;
knusheid
;
lichtheid
;
soepelheid
estratagema
truc
;
trucage
habilidad
handigheid
;
kneep
;
kunst
;
toer
;
truc
adremheid
;
bedrevenheid
;
bijdehandheid
;
doortraptheid
;
ervaring
;
geraffineerdheid
;
geslepenheid
;
gevatheid
;
gewiekstheid
;
gladheid
;
handigheid
;
handvaardigheid
;
kunde
;
kundigheid
;
leepheid
;
listigheid
;
ondervinden
;
ondervinding
;
praktijk
;
puntig zijn
;
puntigheid
;
routine
;
scherpheid
;
scherpte
;
slag
;
sluwheid
;
snedigheid
;
snoodheid
;
spitsheid
;
strijd
;
vaardigheid met de hand
;
veldslag
manija
behendigheid
;
handigheid
;
kunst
;
kunstgreep
;
kunstje
;
truc
greep
;
handel
;
handgreep
;
handvat
;
hendel
maña
foefje
;
kneep
;
kneepje
;
kunstje
;
maniertje
;
truc
pericia
behendigheid
;
handigheid
;
kunst
;
kunstgreep
;
kunstje
;
truc
deskundigheid
;
expertise
;
kennis van zaken
;
kunde
;
kundigheid
;
vakkundigheid
presteza
behendigheid
;
handigheid
;
kunst
;
kunstgreep
;
kunstje
;
truc
bekwaamheid
;
deskundigheid
;
gehaastheid
;
haast
;
haastigheid
;
ijl
;
kennis van zaken
;
overijling
;
spoed
;
vaardigheid
;
vakkundigheid
saber
handigheid
;
kneep
;
kunst
;
toer
;
truc
kunde
;
kundigheid
trampa
truc
;
trucage
bedrog
;
foef
;
gemene streek
;
gezwendel
;
inzakking
;
kelderluik
;
knijp
;
knoeierij
;
kunstgreep
;
list
;
luik
;
manoeuvre
;
misleiding
;
nep
;
oplichterij
;
oplichting
;
valkuil
;
valluik
;
valsheid
;
vuile truc
;
zwendel
;
zwendelarij
treta
foefje
;
kneep
;
kneepje
;
kunstje
;
maniertje
;
truc
;
trucage
foef
;
kunstgreep
;
list
;
manoeuvre
trucaje
truc
;
trucage
truco
behendigheid
;
foefje
;
handigheid
;
kneep
;
kneepje
;
kunst
;
kunstgreep
;
kunstje
;
maniertje
;
toer
;
truc
;
trucage
foef
;
gemene streek
;
goochelkunstje
;
goocheltruc
;
kunstgreep
;
list
;
manoeuvre
;
valsheid
;
vuile truc
Verb
Related Translations
Other Translations
saber
gunnen
;
iets toekennen
;
in staat zijn
;
kennen
;
kunnen
;
ondervragen
;
op de hoogte zijn
;
overhoren
;
toebedelen
;
toekennen
;
toewijzen
;
uithoren
;
uitvragen
;
verhoren
;
vermogen
;
weten
Related Words for "truc":
trucs
,
trucje
,
trucjes
Wiktionary Translations for
truc
:
truc
noun
een handeling om op een slimme manier een doel te bereiken
truc
→
truco
Cross Translation:
From
To
Via
•
truc
→
truco
;
artimaña
↔
ruse
— trick
External Machine Translations:
Related Translations for
truc
vuile truc
Remove Ads
Remove Ads