Dutch
Detailed Translations for uitbreiden from Dutch to Spanish
uitbreiden:
-
uitbreiden (expanderen; verruimen; vermeerderen; verwijden; uitbouwen; verbreiden; uitdijen; openen)
-
uitbreiden (talrijker maken; vergroten; vermeerderen)
incrementar; extender; agrandar; suplir; reemplazar; hacer ampliaciones-
incrementar verb
-
extender verb
-
agrandar verb
-
suplir verb
-
reemplazar verb
-
hacer ampliaciones verb
-
-
uitbreiden
Conjugations for uitbreiden:
o.t.t.
- breid uit
- breidt uit
- breidt uit
- breiden uit
- breiden uit
- breiden uit
o.v.t.
- breidde uit
- breidde uit
- breidde uit
- breidden uit
- breidden uit
- breidden uit
v.t.t.
- ben uitgebreid
- bent uitgebreid
- is uitgebreid
- zijn uitgebreid
- zijn uitgebreid
- zijn uitgebreid
v.v.t.
- was uitgebreid
- was uitgebreid
- was uitgebreid
- waren uitgebreid
- waren uitgebreid
- waren uitgebreid
o.t.t.t.
- zal uitbreiden
- zult uitbreiden
- zal uitbreiden
- zullen uitbreiden
- zullen uitbreiden
- zullen uitbreiden
o.v.t.t.
- zou uitbreiden
- zou uitbreiden
- zou uitbreiden
- zouden uitbreiden
- zouden uitbreiden
- zouden uitbreiden
diversen
- breid uit!
- breidt uit!
- uitgebreid
- uitbreidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitbreiden:
Antonyms for "uitbreiden":
Related Definitions for "uitbreiden":
Wiktionary Translations for uitbreiden:
uitbreiden
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitbreiden | → aumentar | ↔ enhance — augment or make something greater |
• uitbreiden | → realzar | ↔ enhance — improve something by adding features |
• uitbreiden | → ampliar | ↔ expand — (transitive) to change from a smaller form/size to a larger one |
• uitbreiden | → ampliar; extender | ↔ extend — to increase in extent |
• uitbreiden | → extender | ↔ spread — to stretch out, expand |
• uitbreiden | → ampliar; aumentar; abultar | ↔ agrandir — rendre plus grand. |
• uitbreiden | → aumentar; abultar; crecer | ↔ augmenter — rendre une quantité plus grande. |
• uitbreiden | → extender; estirar; desenvolver; tender | ↔ étendre — Traductions à trier suivant le sens |