Summary
Dutch
Detailed Translations for vangt from Dutch to Spanish
vangen:
-
vangen (grijpen; pakken; verstrikken; vatten; klauwen)
-
vangen (buitmaken)
pescar; tomar en posesión; atrapar; ganar; engañar; capturar; apresar; apoderarse de-
pescar verb
-
tomar en posesión verb
-
atrapar verb
-
ganar verb
-
engañar verb
-
capturar verb
-
apresar verb
-
apoderarse de verb
-
Conjugations for vangen:
o.t.t.
- vang
- vangt
- vangt
- vangen
- vangen
- vangen
o.v.t.
- ving
- ving
- ving
- vingen
- vingen
- vingen
v.t.t.
- heb gevangen
- hebt gevangen
- heeft gevangen
- hebben gevangen
- hebben gevangen
- hebben gevangen
v.v.t.
- had gevangen
- had gevangen
- had gevangen
- hadden gevangen
- hadden gevangen
- hadden gevangen
o.t.t.t.
- zal vangen
- zult vangen
- zal vangen
- zullen vangen
- zullen vangen
- zullen vangen
o.v.t.t.
- zou vangen
- zou vangen
- zou vangen
- zouden vangen
- zouden vangen
- zouden vangen
en verder
- ben gevangen
- bent gevangen
- is gevangen
- zijn gevangen
- zijn gevangen
- zijn gevangen
diversen
- vang!
- vangt!
- gevangen
- vangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vangen:
Related Words for "vangen":
Synonyms for "vangen":
Antonyms for "vangen":
Related Definitions for "vangen":
Wiktionary Translations for vangen:
vangen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vangen | → agarrar; apoderarse de; apresar; aferrar | ↔ seize — grab |
• vangen | → atrapar | ↔ trap — to catch in a trap or traps |
• vangen | → atrapar; coger | ↔ attraper — Prendre à une trappe, à un piège ou à quelque chose de semblable. |
• vangen | → atrapar; capturar | ↔ capturer — s’emparer d’un être vivant ou d’une chose. |
• vangen | → asir; agarrar | ↔ saisir — Prendre vivement. |