Dutch
Detailed Translations for verbeur from Dutch to Spanish
verbeuren:
-
verbeuren
perder; jugarse; echar a perder; perder en el juego-
perder verb
-
jugarse verb
-
echar a perder verb
-
perder en el juego verb
-
Conjugations for verbeuren:
o.t.t.
- verbeur
- verbeurt
- verbeurt
- verbeuren
- verbeuren
- verbeuren
o.v.t.
- verbeurde
- verbeurde
- verbeurde
- verbeurden
- verbeurden
- verbeurden
v.t.t.
- heb verbeurd
- hebt verbeurd
- heeft verbeurd
- hebben verbeurd
- hebben verbeurd
- hebben verbeurd
v.v.t.
- had verbeurd
- had verbeurd
- had verbeurd
- hadden verbeurd
- hadden verbeurd
- hadden verbeurd
o.t.t.t.
- zal verbeuren
- zult verbeuren
- zal verbeuren
- zullen verbeuren
- zullen verbeuren
- zullen verbeuren
o.v.t.t.
- zou verbeuren
- zou verbeuren
- zou verbeuren
- zouden verbeuren
- zouden verbeuren
- zouden verbeuren
diversen
- verbeur!
- verbeurt!
- verbeurd
- verbeurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verbeuren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
echar a perder | verbeuren | bederven; corrumperen; in de war sturen; nekken; ruïneren; verderven; verprutsen; verzieken; wegsmijten |
jugarse | verbeuren | aangrijpen; aanwenden; benutten; een gok wagen; gebruiken; gokken; inzetten; toepassen; vergokken; vergooien; verspelen; verwedden; wedden |
perder | verbeuren | erbij inschieten; kwijt raken; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken |
perder en el juego | verbeuren | vergokken; vergooien; verspelen |