Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. afvoeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for voert af from Dutch to Spanish

afvoeren:

afvoeren verb (voer af, voert af, voerde af, voerden af, afgevoerd)

  1. afvoeren (lozen; afscheiden; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen)
  2. afvoeren (wegdragen; meedragen; wegvoeren; wegslepen; wegsjouwen)
  3. afvoeren (doen wegvloeien)

Conjugations for afvoeren:

o.t.t.
  1. voer af
  2. voert af
  3. voert af
  4. voeren af
  5. voeren af
  6. voeren af
o.v.t.
  1. voerde af
  2. voerde af
  3. voerde af
  4. voerden af
  5. voerden af
  6. voerden af
v.t.t.
  1. heb afgevoerd
  2. hebt afgevoerd
  3. heeft afgevoerd
  4. hebben afgevoerd
  5. hebben afgevoerd
  6. hebben afgevoerd
v.v.t.
  1. had afgevoerd
  2. had afgevoerd
  3. had afgevoerd
  4. hadden afgevoerd
  5. hadden afgevoerd
  6. hadden afgevoerd
o.t.t.t.
  1. zal afvoeren
  2. zult afvoeren
  3. zal afvoeren
  4. zullen afvoeren
  5. zullen afvoeren
  6. zullen afvoeren
o.v.t.t.
  1. zou afvoeren
  2. zou afvoeren
  3. zou afvoeren
  4. zouden afvoeren
  5. zouden afvoeren
  6. zouden afvoeren
diversen
  1. voer af!
  2. voert af!
  3. afgevoerd
  4. afvoerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afvoeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
echar weggooien
llevarse wegleiden
vaciar leegmaken; uitladen
verter inschenken; leeggieten; uitgieten
VerbRelated TranslationsOther Translations
desembarazarse de afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen
deshacerse de afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen afschaffen; afstoten; bergen; eraf duwen; ontdoen; opruimen; van de hand doen; zich van iets ontdoen
echar afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen afdanken; bannen; begeleiden; bezweren; bijgieten; doneren; ecarteren; geven; gieten; gunnen; gunst verlenen; ingieten; inschenken; intappen; leiden; meevoeren; ontheffen; ontslaan; opsturen; posten; schenken; serveren; smijten; sturen; tappen; toezenden; uitbannen; uitstorten; uitstoten; uitsturen; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verhuizen; verjagen; verkassen; verzenden; voeren; weggooien; wegjagen; wegsmijten; wegsturen; wegzenden
emitir afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen afkondigen; bekendmaken; emitteren; laten zien; omroepen; opsturen; posten; proclameren; programma uitzenden; rondstralen; sturen; tevoorschijn brengen; tevoorschijn halen; toezenden; uitgeven; uitstralen; uitzenden; verzenden; wegsturen; wegzenden; zenden
hacer salir afvoeren; doen wegvloeien
llevarse afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren achteruitgaan; afnemen; beroven van; declineren; depriveren; minder worden; ontnemen; te kort doen
vaciar afvoeren; doen wegvloeien ledigen; leegdrinken; leeghalen; leegmaken; loshalen; loskrijgen; losmaken; lostornen; motiveren; naar buiten halen; opdrinken; plunderen; ruimen; tornen; uitdeuken; uitdrinken; uithalen; uithollen; uitkloppen; uitknijpen; uitpersen; uitschenken; uittrekken; uitzuigen
verter afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen afdruipen; deponeren; doneren; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; geven; gieten op; gunnen; gunst verlenen; ingieten; leegstorten; lopen; neerleggen; opgieten; ruimen; schenken; sijpelen; stromen; uitdruppelen; vergieten; vloeien
OtherRelated TranslationsOther Translations
emitir uitkomen; uitstromen

Wiktionary Translations for afvoeren:


Cross Translation:
FromToVia
afvoeren descartar can — to discard

Related Translations for voert af