Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. voortleven:


Dutch

Detailed Translations for voortleven from Dutch to Spanish

voortleven:

voortleven [znw.] nomen

  1. voortleven (voortbestaan; overleven)
    la supervivencia

voortleven verb (leef voort, leeft voort, leefde voort, leefden voort, voortgeleefd)

  1. voortleven

Conjugations for voortleven:

o.t.t.
  1. leef voort
  2. leeft voort
  3. leeft voort
  4. leven voort
  5. leven voort
  6. leven voort
o.v.t.
  1. leefde voort
  2. leefde voort
  3. leefde voort
  4. leefden voort
  5. leefden voort
  6. leefden voort
v.t.t.
  1. ben voortgeleefd
  2. bent voortgeleefd
  3. is voortgeleefd
  4. zijn voortgeleefd
  5. zijn voortgeleefd
  6. zijn voortgeleefd
v.v.t.
  1. was voortgeleefd
  2. was voortgeleefd
  3. was voortgeleefd
  4. waren voortgeleefd
  5. waren voortgeleefd
  6. waren voortgeleefd
o.t.t.t.
  1. zal voortleven
  2. zult voortleven
  3. zal voortleven
  4. zullen voortleven
  5. zullen voortleven
  6. zullen voortleven
o.v.t.t.
  1. zou voortleven
  2. zou voortleven
  3. zou voortleven
  4. zouden voortleven
  5. zouden voortleven
  6. zouden voortleven
diversen
  1. leef voort!
  2. leeft voort!
  3. voortgeleefd
  4. voortlevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voortleven:

NounRelated TranslationsOther Translations
seguir viviendo verderleven
supervivencia overleven; voortbestaan; voortleven lijfsbehoud
VerbRelated TranslationsOther Translations
perdurar voortleven aanhouden; standhouden; voortbestaan; voortduren; zich staande houden
pervivir voortleven
seguir viviendo voortleven doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren
ModifierRelated TranslationsOther Translations
seguir viviendo verder leven