Summary
Dutch
Detailed Translations for vormgevend from Dutch to Spanish
vormgevend:
Translation Matrix for vormgevend:
Noun | Related Translations | Other Translations |
plástico | plastic; plastiek | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
formable | plastisch; vormgevend | buigbaar; flexibel; kneedbaar; plooibaar; soepel; vormbaar; vouwbaar |
plástico | plastisch; vormgevend | kneedbaar; plastic; vormbaar |
vormgeven:
-
vormgeven
Conjugations for vormgeven:
o.t.t.
- geef vorm
- geeft vorm
- geeft vorm
- geven vorm
- geven vorm
- geven vorm
o.v.t.
- gaf vorm
- gaf vorm
- gaf vorm
- gaven vorm
- gaven vorm
- gaven vorm
v.t.t.
- heb vormgegeven
- hebt vormgegeven
- heeft vormgegeven
- hebben vormgegeven
- hebben vormgegeven
- hebben vormgegeven
v.v.t.
- had vormgegeven
- had vormgegeven
- had vormgegeven
- hadden vormgegeven
- hadden vormgegeven
- hadden vormgegeven
o.t.t.t.
- zal vormgeven
- zult vormgeven
- zal vormgeven
- zullen vormgeven
- zullen vormgeven
- zullen vormgeven
o.v.t.t.
- zou vormgeven
- zou vormgeven
- zou vormgeven
- zouden vormgeven
- zouden vormgeven
- zouden vormgeven
diversen
- geef vorm!
- geeft vorm!
- vormgegeven
- vormgevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vormgeven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dar forma | vormgeven | boetseren; gestalte geven; kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vorm geven; vorm geven aan; vormen |
diseñar | vormgeven | concipiëren; in het leven roepen; maken; ontwerpen; scheppen |
formar | vormgeven | aanstellen; afketsen; afstemmen; afwijzen; arrangeren; benoemen; bijbrengen; boetseren; formeren; iets op touw zetten; in het leven roepen; initiëren; installeren; instellen; kneden; leren; maken; modelleren; onderwijzen; op gang brengen; opleiden; regelen; scheppen; scholen; terugwijzen; vervaardigen; verweren; verwerpen; vorm geven; vormen; wegstemmen |
modelar | vormgeven | boetseren; kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vorm geven; vormen |
moldear | vormgeven |