Dutch
Detailed Translations for vragend from Dutch to Spanish
vragend:
-
vragend (vragenderwijs)
Translation Matrix for vragend:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
inquisitivo | vragend; vragenderwijs | leergierig; studieus; weetgierig |
interrogando | vragend; vragenderwijs | informerend; navragend |
interrogativamente | vragend; vragenderwijs | |
interrogativo | vragend; vragenderwijs | informerend; leergierig; navragend; studieus |
vragend form of vragen:
-
vragen (aanzoeken; verzoeken; aanvragen; uitnodigen)
-
vragen (vraag stellen)
-
vragen (rekwestreren; aanvragen; verzoeken)
-
vragen (smeken; verzoeken; bidden)
-
vragen (opvragen; aanvragen; verzoeken)
Conjugations for vragen:
o.t.t.
- vraag
- vraagt
- vraagt
- vragen
- vragen
- vragen
o.v.t.
- vroeg
- vroeg
- vroeg
- vroegen
- vroegen
- vroegen
v.t.t.
- heb gevraagd
- hebt gevraagd
- heeft gevraagd
- hebben gevraagd
- hebben gevraagd
- hebben gevraagd
v.v.t.
- had gevraagd
- had gevraagd
- had gevraagd
- hadden gevraagd
- hadden gevraagd
- hadden gevraagd
o.t.t.t.
- zal vragen
- zult vragen
- zal vragen
- zullen vragen
- zullen vragen
- zullen vragen
o.v.t.t.
- zou vragen
- zou vragen
- zou vragen
- zouden vragen
- zouden vragen
- zouden vragen
diversen
- vraag!
- vraagt!
- gevraagd
- vragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de vragen (verzoeken)
Translation Matrix for vragen:
Related Words for "vragen":
Synonyms for "vragen":
Antonyms for "vragen":
Related Definitions for "vragen":
Wiktionary Translations for vragen:
vragen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vragen | → preguntar | ↔ ask — request an answer |
• vragen | → requerir; pedir | ↔ ask — make a request |
• vragen | → preguntar | ↔ fragen — (transitiv) eine Auskunft erbitten, um eine Auskunft bitten, eine Frage stellen |
• vragen | → preguntar; pedir | ↔ demander — Indiquer à quelqu’un par des paroles, par un écrit ou tout autre moyen ce qu’on désire obtenir de lui. |
• vragen | → invitar | ↔ inviter — convier, prier de se trouver, de se rendre quelque part, d’assister à quelque cérémonie, etc. |
• vragen | → rezar; orar; pedir; rogar | ↔ prier — adorer la divinité en lui demander une grâce, en la remercier d’une grâce. |