Summary
Dutch
Detailed Translations for weerhouden from Dutch to Spanish
weerhouden:
-
weerhouden (beletten; ervanaf houden; afhouden)
Conjugations for weerhouden:
o.t.t.
- weerhoud
- weerhoudt
- weerhoudt
- weerhouden
- weerhouden
- weerhouden
o.v.t.
- weerhield
- weerhield
- weerhield
- weerhielden
- weerhielden
- weerhielden
v.t.t.
- heb weerhouden
- hebt weerhouden
- heeft weerhouden
- hebben weerhouden
- hebben weerhouden
- hebben weerhouden
v.v.t.
- had weerhouden
- had weerhouden
- had weerhouden
- hadden weerhouden
- hadden weerhouden
- hadden weerhouden
o.t.t.t.
- zal weerhouden
- zult weerhouden
- zal weerhouden
- zullen weerhouden
- zullen weerhouden
- zullen weerhouden
o.v.t.t.
- zou weerhouden
- zou weerhouden
- zou weerhouden
- zouden weerhouden
- zouden weerhouden
- zouden weerhouden
diversen
- weerhoud!
- weerhoudt!
- weerhouden
- weerhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for weerhouden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
detener | arresteren; grijpen | |
impedir | afhouden; beletten; weerhouden | |
retener | houden; vasthouden | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
detener | afhouden; beletten; ervanaf houden; weerhouden | aanhouden; arresteren; betrappen; detineren; gevangen zetten; gevangenhouden; gevangennemen; halt houden; hooghouden; in de cel zetten; in de hoogte houden; in hechtenis houden; inrekenen; interneren; isoleren; omhooghouden; ophouden; oppakken; opsluiten; parkeerstand inschakelen; remmen; snappen; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen; vasthouden; vastzetten |
impedir | afhouden; beletten; ervanaf houden; weerhouden | belemmeren; beletten; hinderen; onmogelijk maken; storen; verhinderen; verijdelen; voorkomen; voorkómen |
retener | afhouden; beletten; ervanaf houden; weerhouden | achterhouden; doordouwen; doorzetten; geen afstand doen van; houden; inhouden; onthouden; opnemen; opslaan; wachten |