Dutch
Detailed Translations for doorschijnen from Dutch to French
doorschijnen:
-
doorschijnen
transparaître; laisser entendre qc; percer; transparaître à travers-
transparaître verb (transparais, transparaît, transparaissons, transparaissez, transparaissent, transparaissais, transparaissait, transparaissions, transparaissiez, transparaissaient, transparus, transparut, transparûmes, transparûtes, transparurent, transparaîtrai, transparaîtras, transparaîtra, transparaîtrons, transparaîtrez, transparaîtront)
-
laisser entendre qc verb
-
percer verb (perce, perces, perçons, percez, percent, perçais, perçait, percions, perciez, perçaient, perçai, perças, perça, perçâmes, perçâtes, percèrent, percerai, perceras, percera, percerons, percerez, perceront)
-
Conjugations for doorschijnen:
o.t.t.
- schijn door
- schijnt door
- schijnt door
- schijnen door
- schijnen door
- schijnen door
o.v.t.
- scheen door
- scheen door
- scheen door
- schenen door
- schenen door
- schenen door
v.t.t.
- heb doorgeschenen
- hebt doorgeschenen
- heeft doorgeschenen
- hebben doorgeschenen
- hebben doorgeschenen
- hebben doorgeschenen
v.v.t.
- had doorgeschenen
- had doorgeschenen
- had doorgeschenen
- hadden doorgeschenen
- hadden doorgeschenen
- hadden doorgeschenen
o.t.t.t.
- zal doorschijnen
- zult doorschijnen
- zal doorschijnen
- zullen doorschijnen
- zullen doorschijnen
- zullen doorschijnen
o.v.t.t.
- zou doorschijnen
- zou doorschijnen
- zou doorschijnen
- zouden doorschijnen
- zouden doorschijnen
- zouden doorschijnen
diversen
- schijn door!
- schijnt door!
- doorgeschenen
- doorschijnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for doorschijnen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
laisser entendre qc | doorschijnen | |
percer | doorschijnen | aanboren; beseffen; binnensteken; boren; doorboren; doorbreken; doordringen; doorkomen; doorlekken; doorprikken; doorsteken; doorzien; erdoor steken; gaatjes maken in; inprenten; inprikken; insteken; inzien; laten doorsijpelen; omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; onderkennen; op het hart drukken; openprikken; opensteken; penetreren; percoleren; perforeren; ploegen; priemen; prikken in; realiseren; spitten |
transparaître | doorschijnen | er uitzien; ogen |
transparaître à travers | doorschijnen | laten doorsijpelen; percoleren |