Summary
Dutch
Detailed Translations for verslaan from Dutch to French
verslaan:
-
verslaan (overwinnen; winnen; te boven komen)
vaincre; triompher; gagner; remporter une victoire-
vaincre verb (vaincs, vainc, vainquons, vainquez, vainquent, vainquais, vainquait, vainquions, vainquiez, vainquaient, vainquis, vainquit, vainquîmes, vainquîtes, vainquirent, vaincrai, vaincras, vaincra, vaincrons, vaincrez, vaincront)
-
triompher verb (triomphe, triomphes, triomphons, triomphez, triomphent, triomphais, triomphait, triomphions, triomphiez, triomphaient, triomphai, triomphas, triompha, triomphâmes, triomphâtes, triomphèrent, triompherai, triompheras, triomphera, triompherons, triompherez, triompheront)
-
gagner verb (gagne, gagnes, gagnons, gagnez, gagnent, gagnais, gagnait, gagnions, gagniez, gagnaient, gagnai, gagnas, gagna, gagnâmes, gagnâtes, gagnèrent, gagnerai, gagneras, gagnera, gagnerons, gagnerez, gagneront)
-
Conjugations for verslaan:
o.t.t.
- versla
- verslaat
- verslaat
- verslaan
- verslaan
- verslaan
o.v.t.
- versloeg
- versloeg
- versloeg
- versloegen
- versloegen
- versloegen
v.t.t.
- heb verslagen
- hebt verslagen
- heeft verslagen
- hebben verslagen
- hebben verslagen
- hebben verslagen
v.v.t.
- had verslagen
- had verslagen
- had verslagen
- hadden verslagen
- hadden verslagen
- hadden verslagen
o.t.t.t.
- zal verslaan
- zult verslaan
- zal verslaan
- zullen verslaan
- zullen verslaan
- zullen verslaan
o.v.t.t.
- zou verslaan
- zou verslaan
- zou verslaan
- zouden verslaan
- zouden verslaan
- zouden verslaan
diversen
- versla!
- verslaat!
- verslagen
- verslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verslaan:
Wiktionary Translations for verslaan:
verslaan
verslaan
Cross Translation:
verb
-
Traductions à trier suivant le sens
- abattre → afbreken; slopen; neerhalen; kappen; vellen; neervellen; wippen; afhakken; afhouwen; afkappen; omhakken; deprimeren; neerdrukken; neerslachtig maken; terneerdrukken; delven; opduikelen; opgraven; rooien; uitgraven; winnen; uitputten; putten uit; omkappen; slachten; afslachten; fnuiken; verzwakken; bevangen; overwinnen; verslaan; zegevieren; neerkomen; doden; doodmaken; ombrengen; doodschieten; fusilleren; de moed ontnemen; ontmoedigen; afleggen; aflopen; doorgaan; gaan door; bedaren; geruststellen; kalmeren; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen
-
ramener au calme, à un état paisible.
-
apporter une chose, la remettre au lieu où elle était.
-
monter au-dessus.
-
remporter la victoire sur ses ennemis, dans la guerre.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verslaan | → battre; vaincre | ↔ beat — to win against |
• verslaan | → battre; surpasser; vaincre; défaire; dominer; aplatir; écraser; enfoncer | ↔ best — to beat |
• verslaan | → vaincre; défaire | ↔ defeat — to overcome in battle or contest |
• verslaan | → relater; rapporter | ↔ narrate — to give an account |
External Machine Translations: