Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. afhankelijkheid:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afhankelijkheden from Dutch to French

afhankelijkheid:

afhankelijkheid [de ~ (v)] nomen

  1. de afhankelijkheid (verslaving; gewenning; verslaafdheid)
    la toxicomanie; la dépendance; l'accoutumance; la soumission; la subordination
  2. de afhankelijkheid (knechtschap)
    la servitude; l'asservissement
  3. de afhankelijkheid
    la dépendance

Translation Matrix for afhankelijkheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
accoutumance afhankelijkheid; gewenning; verslaafdheid; verslaving gewenning; inburgering
asservissement afhankelijkheid; knechtschap knechten
dépendance afhankelijkheid; gewenning; verslaafdheid; verslaving agentschap; ander filiaal; bijgebouw; bijkantoor; dependance; filiaal; horigheid; hulpkantoor
servitude afhankelijkheid; knechtschap servituut; slavenleven; slavernij
soumission afhankelijkheid; gewenning; verslaafdheid; verslaving capitulatie; discipline; dwang; gehoorzaamheid; horigheid; onderwerping; orde; overgave; submissie; tucht
subordination afhankelijkheid; gewenning; verslaafdheid; verslaving ondergeschiktheid; onderhorigheid; subordinatie
toxicomanie afhankelijkheid; gewenning; verslaafdheid; verslaving drugverslaving

Related Words for "afhankelijkheid":


Wiktionary Translations for afhankelijkheid:

afhankelijkheid
noun
  1. État de qui, de ce qui dépend
  2. Dépendance physiologique à une substance
  3. État figuré.

Cross Translation:
FromToVia
afhankelijkheid dépendance dependence — state of being dependent
afhankelijkheid dépendance dependency — addiction
afhankelijkheid dépendance dependency — computing: reliance on functionality
afhankelijkheid dépendance Abhängigkeit — Zustand, auf jemand oder etwas angewiesen zu sein