Dutch

Detailed Translations for flauwheid from Dutch to French

flauwheid:

flauwheid [de ~ (v)] nomen

  1. de flauwheid (zonder veel smaak)
    la fadeur; le manque de goût

Translation Matrix for flauwheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
fadeur flauwheid; zonder veel smaak geesteloosheid; vaalheid; zouteloosheid
manque de goût flauwheid; zonder veel smaak smakeloosheid; wansmaak

Related Words for "flauwheid":



flauwheid form of flauw:


Translation Matrix for flauw:

NounRelated TranslationsOther Translations
vague breker; duister; duisterheid; golf; golfbeweging; golflijn; golving; onduidelijkheid; ondulatie; roller; undulatie
ModifierRelated TranslationsOther Translations
blafard bleek; flauw; flets; verschoten bleek; bleek van gelaatskleur; doodsbleek; grauw; lijkbleek; lijkwit; pips; sneeuwwit; spierwit; vaal; wit
blémi bleek; flauw; flets; verschoten bleek; pips
blême bleek; flauw; flets; verschoten blank; bleek; bleek van gelaatskleur; boosaardig; dof; doodsbleek; flets; flodderig; grauw; grauwkleurig; grijs; kleurloos; lijkbleek; lijkwit; mat; mistroostig; morsig; niet helder; ongekleurd; ongelakt; pips; ranzig; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; sneeuwwit; somber; spierwit; triest; troosteloos; vaal; verveloos; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vunzig; wit
bétasse flauw; melig
de mauvais goût flauw; smakeloos; zonder smaak smakeloos; stijlloos
décoloré bleek; flauw; flets; verschoten grauw; vaal; verveloos
ennuyeux flauw; melig afgezaagd; afstompend; eentonig; ellendig; ergerlijk; geestdodend; hinderlijk; irritant; langdraadig; langdradig; langwijlig; lastig; melig; monotoon; onaangenaam; rot; saai; saaie; slaapverwekkend; stom; storend; suf; taai; vervelend; zonder afleiding
fade flauw; laf; smakeloos; zonder smaak; zonder zout; zoutloos afstompend; bleekjes; duf; eentonig; geestdodend; muf; oubakken; oud; oudbakken; pips; plat; saai; slap; slapjes; smakeloos; stijlloos; stom; suf; verschaald; wee; ziekelijk; zouteloos; zwak
fané bleek; flauw; flets; verschoten bleek; pips; verdord; verlept; verwelkt
flou flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig beneveld; bot; gedempt; halfluid; mistig; nevelachtig; nevelig; niet helder; onbepaald; onduidelijk; onhelder; onscherp; troebel; vaag; vaag zichtbaar; wazig
flétri bleek; flauw; flets; verschoten armetierig; bleek; flets; kleurloos; kwijnend; pips; verdord; verlept; verwelkt
insipide flauw; flauwtjes; laf; smakeloos; zonder smaak; zonder zout; zoutloos; zwak; zwakjes afstompend; afstotelijk voor zintuigen; bleekjes; eentonig; geestdodend; lelijk; muf; onappetijtelijk; onsmakelijk; oubakken; oud; oudbakken; pips; plat; saai; slap; slapjes; smakeloos; stijlloos; stom; suf; verschaald; walgelijk; wee; ziekelijk; zwak
livide bleek; flauw; flets; verschoten bleek; doodsbleek; grauw; lijkbleek; lijkwit; pips; sneeuwwit; spierwit; vaal; wit
mat flauw; smakeloos; zonder smaak beslagen; dof; flets; gematteerd; glansloos; grauwkleurig; grijs; mat; niet helder; ongeanimeerd; overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
mou flauw; flauwtjes; zwak; zwakjes allerliefst; dottig; enig; futloos; lamlendig; lamzalig; lief; lusteloos; mat; muf; murw; naar zweet ruikend; oubakken; oud; oudbakken; plat; pluizig; schattig; slap; snoezig; verschaald; vertederend; voos; week; zwak; zweterig
puéril flauw; flauwtjes; zwak; zwakjes eenvoudig; gemakkelijk; infantiel; jongensachtig; kinderachtig; kinderlijk; kinds; licht; makkelijk; niet moeilijk; overdreven kinderachtig; simpel
pâle bleek; flauw; flets; verschoten blank; bleek; bleek van gelaatskleur; flets; grauw; kleurloos; ongelakt; pips; vaal; wit; wit van huidskleur
qui manque du goût flauw; smakeloos; zonder smaak
sans goût flauw; smakeloos; zonder smaak smakeloos; stijlloos
sans humour flauw; melig
sans sel flauw; laf; zonder zout; zoutloos zouteloos
terne bleek; flauw; flets; smakeloos; verschoten; zonder smaak afstompend; beslagen; boosaardig; daas; dof; dood; eentonig; eenvoudig; flets; flodderig; futloos; geestdodend; geesteloos; gemakkelijk; gematteerd; glansloos; grauw; grauwkleurig; grijs; lamlendig; levenloos; licht; lusteloos; makkelijk; mat; mistroostig; morsig; niet bezield; niet helder; niet moeilijk; niet uitbundig; onbezield; ongeanimeerd; overbluft; paf; perplex; ranzig; saai; simpel; slap; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; soezerig; somber; sprakeloos; stom; stomverbaasd; suf; triest; troosteloos; vaal; versuft; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vunzig; zwijgend
vague bleek; flauw; flets; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; verschoten; wazig dof; flets; gedempt; halfluid; mat; mistig; nevelachtig; nevelig; niet duidelijk; niet helder; niet zeker; onbepaald; onduidelijk; ongewis; onhelder; onklaar; onoverzichtelijk; onvast; troebel; vaag; vaag zichtbaar; wazig; wollig
vaguement bleek; flauw; flets; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; verschoten; wazig flauwtjes; onbepaald; vaag; vaag zichtbaar; wazig
vaporeusement flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig
vaporeux flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig damp uitwasemend; dampachtig; dampig; dampvormig; mistig; nevelachtig; nevelig; onhelder; wazig
voilé flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig bedekt; gesluierd; mat; niet uitbundig; schemerig; schimmig; vaag; vaag zichtbaar; verbloemd; verborgen; verdoezeld; verholen; verhuld; verkapt; verscholen; versluierd; wazig

Related Words for "flauw":

  • flauwheid, flauwer, flauwere, flauwst, flauwste, flauwe

Antonyms for "flauw":


Related Definitions for "flauw":

  1. met weinig zout of kruiden1
    • deze soep is te flauw1
  2. niet leuk1
    • hij maakt altijd van die flauwe grappen1
  3. weinig sterk1
    • er brandde een flauw lichtje1

Wiktionary Translations for flauw:

flauw
adjective
  1. in overdrachtelijke zin smakeloos

Cross Translation:
FromToVia
flauw bidon hokey — phony, obviously of flimsy credibility
flauw niais; insensé; inepte inane — lacking sense or meaning
flauw poche; naze; nul lame — slang, failing to be cool, funny, interesting or relevant
flauw bancal; nul; pitoyable; boîteux lame — slang, unconvincing
flauw tiède lukewarm — not very enthusiastic
flauw tiède; tiédasse; mou; indifférent; atone; avachi; ramollo tepid — uninterested