Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. focussen:
  2. focus:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for focussen from Dutch to French

focussen:

focussen verb

  1. focussen (scherp stellen; scherp zetten)
    focaliser; mettre au point
    • focaliser verb (focalise, focalises, focalisons, focalisez, )

Translation Matrix for focussen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
focaliser focussen; scherp stellen; scherp zetten
mettre au point focussen; scherp stellen; scherp zetten aanpassen; afkrijgen; afmaken; afronden; afsluiten; afstellen; afstemmen; afwerken; beëindigen; bijstellen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; gelijkschakelen; goedmaken; herstellen; klaarkrijgen; klaarmaken; maken; ophouden; rechtzetten; repareren; stoppen; verstellen; volbrengen; volmaken; voltooien

Related Words for "focussen":


focus:

focus [de ~ (m)] nomen

  1. de focus (brandpunt)
    le foyer; le centre
  2. de focus

Translation Matrix for focus:

NounRelated TranslationsOther Translations
centre brandpunt; focus binnenstad; centrale stad; centrum; kern; middelpunt; midden
foyer brandpunt; focus accommodatie; asiel; behuizing; brandhaard; broeinest; eigen haard; fornuis; foyer; haard; haardstede; haardstee; haardvuur; hal; hospitium; huis; huisvesting; koffiekamer; kwartier; onderdak; onderkomen; ontvangstruimte; opvangcentrum; receptiekamer; residentie; salon; stookgelegenheid; stookinrichting; stookplaats; tehuis; thuis; verblijf; verblijfplaats; vuurhaard; woning; woonhuis
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
focus focus

Related Words for "focus":


Wiktionary Translations for focus:


Cross Translation:
FromToVia
focus foyer focus — in optics
focus foyer focus — in mathematics
focus attention focus — concentration of attention
focus foyer FokusOptik: Punkt, in dem sich achsenparallel einfallende Strahlen nach der Brechung durch eine Linse bzw. Reflexion durch einen Hohlspiegel schneiden