Noun | Related Translations | Other Translations |
bruyant
|
|
belhamel; raddraaier; raddraaister
|
criard
|
|
brulboei; bulderaar; schreeuwer; schreeuwlelijk
|
dur
|
|
aanhouder; doorzetter; taaie
|
effervescence
|
|
agitatie; beroering; drukte; gebruis; geraas; gewoel; gisting; heibel; heksenketel; het bruisen; lawaai; leven; ongedurigheid; onrust; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult
|
fort
|
|
burcht; citadel; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; slot
|
froid
|
|
afstandelijkheid; frisheid; gereserveerdheid; kilte; koelheid; koelte; kou; koude; koudheid
|
haut
|
|
hoogste punt; kruin; top
|
mordant
|
|
bijterigheid; het bijtende; het nare
|
tapageur
|
|
belhamel; bulderaar; druktemaker; herrieschopper; kabaalmaker; lawaaimaker; levenmaker; oproerkraaier; raddraaier; raddraaister; rustverstoorder; stokebrand; zenuwlijder
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
-
|
gauw; luid
|
|
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
-
|
snel
|
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
agité
|
hard; hardop; luid
|
bewogen; geagiteerd; gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; hectisch; jachtig; levendig; luid; luidkeels; ongedurig; onrustig; roerig; turbulent; uit volle borst; veelbewogen; verhit; woelig
|
aigu
|
hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend
|
acuut; beklemmend; doordringend; fel; grievend; hanig; heftig; hevig; indringend; intens; knellend; krenkend; kwetsend; messcherp; nijpend; pinnig; puntig; schel klinkend; scherp; scherpklinkend; smartelijk; snibbig; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst; vinnig; vlijmend
|
avec indifférence
|
emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos
|
|
brayard
|
hard; luid; luid klinkend
|
lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
|
brutal
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
agressief; barbaars; beestachtig; bruut; dierlijk; gewelddadig; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; wreed
|
brutalement
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
agressief; barbaars; beestachtig; bruut; gewelddadig; inhumaan; meedogenloos; monsterlijk; onmenselijk; vlegelachtig; wreed
|
bruyamment
|
hard; hardop; luid; luid klinkend
|
joelend; lawaaierig; luid; luidruchtig; met lawaai; rumoerig; schreeuwend
|
bruyant
|
hard; hardop; luid; luid klinkend
|
joelend; lawaaierig; luid; luidruchtig; roezemoezig; rumoerig; schreeuwend
|
criard
|
hard; hoog; luid; luid klinkend; schel; scherp; schril; snerpend
|
lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
|
dur
|
hard; hardvochtig; onbarmhartig; ongenadig
|
barbaars; beestachtig; bikkelhard; bruut; fel; gestreng; glashard; hanig; ijzerhard; inhumaan; keihard; kritisch; lastig; moeilijk; monsterlijk; niet makkelijk; niet toegevend; ongemakkelijk; onmenselijk; pezig; pinnig; pittig; problematisch; scherp; snibbig; staalhard; steenhard; straf; streng; vinnig; vlijmend; wreed; zeer hard; zenig; zwaar
|
durement
|
hard; hardvochtig; onbarmhartig; ongenadig
|
barbaars; beestachtig; bruut; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; wreed
|
détaché
|
emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos
|
apart; gescheiden; los; los van elkaar; losgemaakt; niet vast; ongeïnteresseerd; onverschillig; separaat
|
effervescence
|
hard; hardop; luid
|
|
fort
|
hard; hardop; luid; luid klinkend
|
behoorlijk; bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; corpulent; danig; degelijk; dik; duchtig; energiek; erg; excessief; extreem; fantastisch; fel; ferm; fiks; flink; formidabel; fors; forse; geanimeerd; gekruid; gepeperd; geweldig; gezet; grievend; hartig; heel erg; heftig; hevig; hogelijk; hoogst; intens; intensief; krachtig; krenkend; kruidig; kwetsend; lawaaierig; levendig; lijvig; luid; luidruchtig; pittig; potig; prachtig; robuust; rumoerig; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; stoer; ten zeerste; uitermate; uiterst; vet; vettig; vief; vol energie; vol fut; zeer; zwaarlijvig
|
froid
|
emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos
|
afstandelijk; bikkelhard; fris; frisjes; glashard; guur; ijzerhard; indifferent; keihard; kil; koel; koelbloedig; koeltjes; koud; koud en vochtig; laag van temperatuur; laconiek; lauw; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongefundeerd; ongegrond; ongemotiveerd; ongeopend; ongevoelig; ongeïnteresseerd; onverschillig; onverschrokken; staalhard; steenhard; zeer hard; zonder grond
|
haut
|
hard; hardop; luid
|
luid; luidkeels; uit volle borst
|
impassible
|
emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos
|
bedaard; chagrijnig; gelijkmoedig; gerust; kalm; knorrig; koel; koelbloedig; korzelig; koud; luchthartig; nors; nurks; onaandoenlijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onbekommerd; onberoerd; onbesuisd; onbewogen; onbezorgd; onbuigzaam; onderkoeld; ongebruikt; ongehinderd; ongemoeid; ongeopend; ongestoord; onverschillig; onverschrokken; onverstoord; onverzettelijk; onverzwakt; rustig; star; stijfkoppig; strak; stug; taai; verstard; vrijuit; zorgeloos
|
impassiblement
|
emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos
|
akkertje; gemak; kalmaan
|
impitoyable
|
emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; onbarmhartig; ongenadig; ongevoelig; zielloos
|
barbaars; beestachtig; bikkelhard; bruut; genadeloos; glashard; haatdragend; ijzerhard; inhumaan; keihard; meedogeloos; meedogenloos; monsterlijk; onbarmhartig; onbuigzaam; ongenadig; onmenselijk; onverbiddelijk; onverbiddelijke; onvermurwbaar; onverzoenlijk; rancuneus; staalhard; steenhard; wraakzuchtig; wreed; zeer hard
|
impitoyablement
|
emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; onbarmhartig; ongenadig; ongevoelig; zielloos
|
|
indifféremment
|
emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos
|
indifferent; laconiek; lauw; ongefundeerd; ongegrond; ongemotiveerd; ongevoelig; ongeïnteresseerd; onverschillig; zonder grond
|
indifférent
|
emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos
|
alledaagse; bikkelhard; ijzerhard; indifferent; keihard; koelbloedig; laconiek; laks; lauw; onbewogen; ongefundeerd; ongegrond; ongemotiveerd; ongevoelig; ongeïnteresseerd; onverschillig; staalhard; steenhard; zonder grond
|
inhumain
|
hard; hardvochtig; onbarmhartig; ongenadig
|
barbaars; beestachtig; bruut; inhumaan; meedogenloos; monsterlijk; onmenselijk; wreed
|
insensible
|
emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos
|
bikkelhard; geen pijn voelend; gevoelloos; ijzerhard; keihard; koel; koud; niet-voelend; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongeopend; onmerkbaar; staalhard; steenhard
|
mordant
|
hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend
|
bijtend; bijtende; bijterig; doordringend; fel; gemeen; grievend; inbijtend; invretend; inwerkend; krenkend; kwetsend; met sarcasme; sarcastisch; scherp
|
perçant
|
hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend
|
doordringend; fel; hanig; indringend; nijpend; penetrant; pinnig; schel klinkend; scherp; scherpgerand; scherpklinkend; smartelijk; snibbig; vinnig; vlijmend
|
pointu
|
hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend
|
fel; getopt; hanig; met toppen; pinnig; puntig; scherp; snavelvormig; snibbig; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst; tuitvormig; vinnig; vlijmend; vlijmscherp
|
qui a la main lourde
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
|
rude
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
agressief; bar; barbaars; beestachtig; bruut; chagrijnig; fel; gestreng; gewelddadig; hanig; inhumaan; knorrig; korzelig; monsterlijk; niet toegevend; nors; nurks; onbegroeid; ongetemd; onmenselijk; pinnig; ruig; ruige; ruw; scherp; snibbig; streng; vinnig; vlijmend; wild; woest; wreed
|
rudement
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
agressief; bedriegelijk; bot; gefingeerd; gewelddadig; kortaf; nagemaakt; onecht; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; onwaar; vals; zonder omhaal
|
sans coeur
|
emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos
|
bikkelhard; glashard; ijzerhard; keihard; oorverdovend; staalhard; steenhard; zeer hard
|
sans pitié
|
hard; hardvochtig; onbarmhartig; ongenadig
|
barbaars; beestachtig; bruut; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; wreed
|
sonore
|
hard; luid; luid klinkend
|
gehorig; geluiddoorlatend; harmonieus; klankrijk; klankvol; klinkend; melodieus; sonoor; welklinkend; welluidend
|
strident
|
hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend
|
doordringend; indringend; krijserig; schel klinkend; scherp; schreeuwerig
|
suraigu
|
hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend
|
|
tapageur
|
hard; hardop; luid
|
joelend; lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; opzichtig; protserig; rumoerig; schreeuwend; schreeuwerig; uit volle borst
|
tapageuse
|
hard; hardop; luid
|
joelend; lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; rumoerig; schreeuwend; uit volle borst
|
tapageusement
|
hard; hardop; luid
|
joelend; lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; rumoerig; schreeuwend; uit volle borst
|
très vite
|
hard; keihard; met hoge snelheid
|
eenvoudig; gemakkelijk; in een handomdraai; licht; makkelijk; moeiteloos; niet moeilijk; simpel; vanzelf; zeer snel; zonder moeite
|
violemment
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
agressief; fel; gewelddadig; heftig; hevig; intens; intensief; onbeheerst; onstuimig; verwoed
|
violent
|
hard; hardhandig; hoog; onzacht; ruw; schel; scherp; schril; snerpend
|
aanrandend; agressief; bitter; bitter van smaak; fel; gewelddadig; geweldig; hanig; heftig; hevig; intens; intensief; kokend; pinnig; scherp; snibbig; verwoed; vinnig; vlijmend; ziedend
|
à grande vitesse
|
hard; keihard; met hoge snelheid
|
|
à haute voix
|
hard; hardop; luid; luid klinkend
|
lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; mondeling; rumoerig; uit volle borst; verbaal
|