Dutch
Detailed Translations for herleiden from Dutch to French
herleiden:
-
herleiden (terugvoeren)
réduire à; réduire en; transformer-
réduire à verb
-
réduire en verb
-
transformer verb (transforme, transformes, transformons, transformez, transforment, transformais, transformait, transformions, transformiez, transformaient, transformai, transformas, transforma, transformâmes, transformâtes, transformèrent, transformerai, transformeras, transformera, transformerons, transformerez, transformeront)
-
Conjugations for herleiden:
o.t.t.
- herleid
- herleidt
- herleidt
- herleiden
- herleiden
- herleiden
o.v.t.
- herleidde
- herleidde
- herleidde
- herleidden
- herleidden
- herleidden
v.t.t.
- heb herleid
- hebt herleid
- heeft herleid
- hebben herleid
- hebben herleid
- hebben herleid
v.v.t.
- had herleid
- had herleid
- had herleid
- hadden herleid
- hadden herleid
- hadden herleid
o.t.t.t.
- zal herleiden
- zult herleiden
- zal herleiden
- zullen herleiden
- zullen herleiden
- zullen herleiden
o.v.t.t.
- zou herleiden
- zou herleiden
- zou herleiden
- zouden herleiden
- zouden herleiden
- zouden herleiden
en verder
- is herleid
- zijn herleid
diversen
- herleid!
- herleidt!
- herleid
- herleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for herleiden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
réduire en | herleiden; terugvoeren | |
réduire à | herleiden; terugvoeren | |
transformer | herleiden; terugvoeren | afwisselen; amenderen; converteren; draaien; een andere vorm geven; herscheppen; hervormen; herzien; kantelen; modificeren; ombouwen; omruilen; omschakelen van stroom; omvormen; omwerken; omwisselen; omzetten; reformeren; reorganiseren; rollen; ronddraaien; roteren; ruilen; transformeren; veranderen; verbouwen; vertimmeren; vervormen; verwerken; verwisselen; wentelen; wijzigen; wisselen; woorden verdraaien |
Wiktionary Translations for herleiden:
herleiden
verb
-
Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur.
- abaisser → in discrediet brengen; herleiden; inkrimpen; reduceren; vereenvoudigen; zetten; ruïneren; te gronde richten; ten val brengen; verderven; aflaten; laten zakken; neerhalen; inkorten; verminderen; kleineren; afbreken; afgeven op; afkammen; trekken; een streep trekken; neerlaten; strijken; vellen; afdraaien; verlagen; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen
-
restreindre, diminuer, ou faire diminuer.