Dutch
Detailed Translations for lekker eten from Dutch to French
lekker eten:
-
lekker eten (smullen; smikkelen; savoureren)
savourer; faire bonne chère; se régaler; jouir de; jouir; piquer; bouffer-
savourer verb (savoure, savoures, savourons, savourez, savourent, savourais, savourait, savourions, savouriez, savouraient, savourai, savouras, savoura, savourâmes, savourâtes, savourèrent, savourerai, savoureras, savourera, savourerons, savourerez, savoureront)
-
faire bonne chère verb
-
se régaler verb
-
jouir de verb
-
jouir verb (jouis, jouit, jouissons, jouissez, jouissent, jouissais, jouissait, jouissions, jouissiez, jouissaient, jouîmes, jouîtes, jouirent, jouirai, jouiras, jouira, jouirons, jouirez, jouiront)
-
piquer verb (pique, piques, piquons, piquez, piquent, piquais, piquait, piquions, piquiez, piquaient, piquai, piquas, piqua, piquâmes, piquâtes, piquèrent, piquerai, piqueras, piquera, piquerons, piquerez, piqueront)
-
bouffer verb (bouffe, bouffes, bouffons, bouffez, bouffent, bouffais, bouffait, bouffions, bouffiez, bouffaient, bouffai, bouffas, bouffa, bouffâmes, bouffâtes, bouffèrent, boufferai, boufferas, bouffera, boufferons, boufferez, boufferont)
-
Conjugations for lekker eten:
o.t.t.
- eet lekker
- eet lekker
- eet lekker
- eten lekker
- eten lekker
- eten lekker
o.v.t.
- at lekker
- at lekker
- at lekker
- aten lekker
- aten lekker
- aten lekker
v.t.t.
- heb lekker gegeten
- hebt lekker gegeten
- heeft lekker gegeten
- hebben lekker gegeten
- hebben lekker gegeten
- hebben lekker gegeten
v.v.t.
- had lekker gegeten
- had lekker gegeten
- had lekker gegeten
- hadden lekker gegeten
- hadden lekker gegeten
- hadden lekker gegeten
o.t.t.t.
- zal lekker eten
- zult lekker eten
- zal lekker eten
- zullen lekker eten
- zullen lekker eten
- zullen lekker eten
o.v.t.t.
- zou lekker eten
- zou lekker eten
- zou lekker eten
- zouden lekker eten
- zouden lekker eten
- zouden lekker eten
diversen
- eet lekker!
- eet lekker!
- lekker gegeten
- lekker etend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze