Dutch
Detailed Translations for noodzaken tot from Dutch to French
noodzaken tot:
-
noodzaken tot
obliger; contraindre; forcer; nécessiter; pousser à; obliger à; forcer à; contraindre à-
obliger verb (oblige, obliges, obligeons, obligez, obligent, obligeais, obligeait, obligions, obligiez, obligeaient, obligeai, obligeas, obligea, obligeâmes, obligeâtes, obligèrent, obligerai, obligeras, obligera, obligerons, obligerez, obligeront)
-
contraindre verb (contrains, contraint, contraignons, contraignez, contraignent, contraignais, contraignait, contraignions, contraigniez, contraignaient, contraignis, contraignit, contraignîmes, contraignîtes, contraignirent, contraindrai, contraindras, contraindra, contraindrons, contraindrez, contraindront)
-
forcer verb (force, forces, forçons, forcez, forcent, forçais, forçait, forcions, forciez, forçaient, forçai, forças, força, forçâmes, forçâtes, forcèrent, forcerai, forceras, forcera, forcerons, forcerez, forceront)
-
nécessiter verb (nécessite, nécessites, nécessitons, nécessitez, nécessitent, nécessitais, nécessitait, nécessitions, nécessitiez, nécessitaient, nécessitai, nécessitas, nécessita, nécessitâmes, nécessitâtes, nécessitèrent, nécessiterai, nécessiteras, nécessitera, nécessiterons, nécessiterez, nécessiteront)
-
pousser à verb
-
obliger à verb
-
forcer à verb
-
contraindre à verb
-
Conjugations for noodzaken tot:
o.t.t.
- noodzaak tot
- noodzaakt tot
- noodzaakt tot
- noodzaken tot
- noodzaken tot
- noodzaken tot
o.v.t.
- noodzaakte tot
- noodzaakte tot
- noodzaakte tot
- noodzaakten tot
- noodzaakten tot
- noodzaakten tot
v.t.t.
- ben genoodzaakt tot
- bent genoodzaakt tot
- is genoodzaakt tot
- zijn genoodzaakt tot
- zijn genoodzaakt tot
- zijn genoodzaakt tot
v.v.t.
- was genoodzaakt tot
- was genoodzaakt tot
- was genoodzaakt tot
- waren genoodzaakt tot
- waren genoodzaakt tot
- waren genoodzaakt tot
o.t.t.t.
- zal noodzaken tot
- zult noodzaken tot
- zal noodzaken tot
- zullen noodzaken tot
- zullen noodzaken tot
- zullen noodzaken tot
o.v.t.t.
- zou noodzaken tot
- zou noodzaken tot
- zou noodzaken tot
- zouden noodzaken tot
- zouden noodzaken tot
- zouden noodzaken tot
diversen
- noodzaak tot!
- noodzaakt tot!
- genoodzaakt tot
- noodzakend tot
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze